
zwarte ftip ; de achtervleugels grijs, niet een’ geelachti-
gen zoom.
Woonplaats, In September achter de fchors der wil-
geboomen.
Voortteling, De volwasfen rups maakt in het laatst
van Junij zich een fpinfel, verandert daarin tot eene pop
omtrent half Augustus, uit welke de kapel zes weken
daarna voortkomt.
n a . Ph. gracilis. Linn. Spec. 1068. p. 2548. Fabric.
Ent. Syst. III. pars. 2 p. 48. N ° . 132. Noctua. De
roode en grijze Vlinder.
Sftpp, 11. D. 4e St. 5e Verh. bl. 19, tab. 5 , f. 7 , M. f. 6. F.
Kenteeken. De voorvleugels donkergrijs, in hun
midden met een roodachtige vlek, binnen eene zwarte en
witte ftreep befloten; aan de einden eene zwarte en witte
ftreep, waarnevens zwarte flippen; de achtervleugels wit,
naar achteren roodachtig, in de breedte geaderd.
Woonplaats. In April op verfcheidên bloemen.
Voortteling. De rups omtrent half Junij volwasfen
zijnde , kruipt in den grond om in eene pop te veranderen
, deze blijft tot in het laatst van Maart of begin van
April in dien ftaat, als wanneer de kapel uit dezelve
voortkomt.
113. Ph. triquetra. Linn. Spec. 1080; p. 2551.
Fabric. Ent Syst. III. pars 2 , p. 34. N°. 86. De
Driehoeksnachtkapel.
Hybner, BéytrI gë 3, tab. 2, f. F.
Kenteeken. De rug glad; neêrhangende aschgraauwe
vleugels, met 4 bruine vlekken, van welke de middelste
groots driehoekig en zwart i s , achter welke drie andere
ligliggen,
welke bruin van kleur zijn, en bijna in elkander
loopen; de achtervleugels geelachtig, van welke de band
van het grondAuk en de achterfte zoom donkerbruin zijn.
114. Ph. quadra. Linn. Spec. 114. p. 2553- Fabric.
Ent. Syst. III* pars 2 , p. 24. N°. 54* N octua.
De Vierkantvlek. De Viervlekvlinder. L a Pha-
lene Jaune d quatre points. D e r V i e r p u n k t .
Sepp. o. c. , III. D; 6e Ver. bl. ai. tab. 6, f. 7 , en8.M-f.5en6.
F. R oesel. I. D. ie St. bl, 273, tab. 17, F. P a n e e r XVIII.
tab. s3, M. welke door hem voor deP. N .d e p l a n a . Linn,Spec.
987. p. 2538, gehouden wordt. tab. 24. F;
Kenteeken. Het mannetje grijze voorvleugels, aan het
gewricht geel, de achtervleugels flaauw okergeel. Het
wijfje heeft de vleugels helder okergeel, op ieder der
voorfte twee zwarte vlekjes.
Woonplaats. In Julij in en langs de bosfehen , aan het
dorre hout en aan lindenboomen.
Voortteling. De rups fpint zich in het laatst van Junij
of de eerfte dagen van Julij in , om tot eene pop te
veranderen, en omtrent de helft van die maand komt de
kapel er reeds uit ten voorfchijn.
115. Ph. complana. Linn. Spec. 115. p. 2553.
Fabric. E n t Syst. III. pars 2 , p. 24. N°. 53. Noctua.
De gladde Vlinder. D e r F 1 a c h f 1 ü g e 1 i-
g e n a c h t f a l t e r .
Sepp, IV. D. 16e Verh. bl. 53, tab. 16.
Kenteeken. De voorvleugels bruin loodkleurig met
een’ gelen rand; de achterfte grijsachtig met een* gelen
zoom.
Woon