Kenteeken. De fprieten geelachtig rps ; !de kop bruin
r o s ; het borstftuk geel ros; de dekfchilden geelachtig
bruin, met verfcheiden reijen ingedrukte zwarte flippen
de pooten roodachtig bruin. Lengte ruim i lijn.
Woonplaats, In flaande wateren.
Eigenfchappen. Zijne fchaal is zoo hard, dat men
moeite heeft, om die met eene fpeld te doorboren.
CCXIII. DE LOOPKEVER. {CARABUS.-)
Geflachts-Kenteeken. ' Draadvormige fprieten; zes
voelertjes , het laatfte lidje (lomp, ongewapend; het
borstftuk hartvormig, ftomp van punt, eu even gelijk de
dekfchilden gezoomd.
ï . C. C o r ia c e u s . Linn. Spec, i , p. i960. Fab
r ic . Ent. Syst. I , pars 1 , p. 125, No, 3. De Lederachtige
Loopkever. Le Buprcste noir chagriné.
D e r S c h w a r z e c h a g r i n i r t e L a u f k ä f e r .
O l iv i e r , Ent. Tom. 111. No. 35, p. 18,' pi. 1,. f. x, a, b
P a n z e r III, tab . r .
Kenteeken. De fprieten bijna zoo lang, als de helft
van het lijf; het borstiluk hartvormig; het rugfchildjè
driehoekig, breeder dan lang; de dekfchilden bol, met
ongeregeld verfpreide verhevene ftippen; de geheele kever
is vaalzwart. Lengte 16 lijnen.
Woonplaats. In het voorjaar en fn den herfst in de
bosfchen ; in oude boomftammen, in tuinen aan de
muren.
Eigenfchappen. Wanneer men hem aan de fpeld
fteekt, laat hij een dun vocht loopen, dat branding op
de huid verwekt.
2. C. > G r a n u l a t u s . Linn. Spec. 2 , p. i960.
Fab
r ic . Ent. Syst. I , pars 1 , p. 13° ? N ° . 28, De gekorrelde
Loopkever- D e r K ö r n e r i c h t e L a u f k a f e r . '
Olivier, Ent. Tom. l i l , No 35 , p-. 34» pl» a > ^ *3 e* a o * 3 ,
b. Panzer 111, tab. 6.
Kenteeken. De fprieten zwartachtig bruin; de kop
brorisachtig; het borstiluk hartvormïg, en even gelijk de
dekfchilden glanzend kopergroen, over langs met drie
reijen verhevene donkergroene flippen, van elkander ge-
fcheiden door drie foodachtige lijnen; de pooten zwart.
Lengte 8— 10 lijnen.
Woonplaats. In de bosfchen, onder den bast van oudé
hoornen; ook op weiden en akkers.
3. C . H o r t e n s is . Linn„ Spec. 3* p. 1961. Fa-
b r ic . Ent. Syst. I , Pars 1 , p. 127 N°. 13. De
goudfmid Loopkever. D e r G a r t e n 1 a u fk a f er.
Olivier, Ent. Tom. 1(1, No. 35» P» 27» p(* 4 » f* 33» a*
Panzer 111, tab. 2.
Kenteeken. De fprieten zwart aan hun grondfluk,
Zwartachtig aan hun einde; de'kop zwart; het borstftuk
donker bronskleurig, violet gezoomd ; de dekfchilden
bronsachtig, met 3 'reijen ingedrukte koperkleurige flip
pen; de zijranden donker violet; de pooten zwart.
Hij verfchilt in kleur en teekening, en ook in grootte.
Volgens p a n z e r zijn de c a r a bu s Concolor van F a b r ic .
Ent. Syst. I , p. 127, N ° . 14, en volgens s c h r a n c k
de c a r a b u s Gemmatus F a b r ic . Ent. Syst. I , p. 127»
No. 12 , verfcheidenheden van dezen.
'Woonplaats. Reeds vroeg in de lente in de bosfchen
en tuinen.
4. C. Lencophlhaltnos. Linn. Spec. 4. p. 1962. Fa-
I 5 b r ic .