
bultje van boven aan den buitenhoek, en een ander in
den omtrek van het rugfchildje, hetwelk blaauwachtlg
groen is. Lengte 2— 3, breedte 1 lijn.
E r is fomtijds een aanmerkelijk verfchil in de groene
en blaauwachtige kleuren van dezen kever, men treft ze
aan die als groen gebronst, en wederom anderen die geheel
blaauw zijn.
Woonplaats. Op de wilgen, en verfcheidenerlei ftruik-
gewasfen, in Junij en Julij.
• 6. C . N it e n s . Linn. Spec. 4 4 , p. 1706. Fa*
b r ic . Ent. Syst. I , Pars 2 , p. 64, N 8. 57. De glinsterende
Valkever. L e Gribouri bleu d points.
Olivier, Ent. Tom. V I, pag. 822, pl. 6, £ 94.
Kenteeken. De kop blaauw; de mond van boven
ge e l; de fprieten zwart ; het Üoritftuk, het rugfchildje
ën de dekfchilden blaauw, glanzende en de laatfte geftip-
peld; het lijf van onderen donkerblaauw; de pooten geel.
Lengte 2 , breedte i | lijn.
Woonplaats. Voornamelijk op den hazelaar.
7. C . B ip u s t u l a t u s . Linn. Spee 5 3 , p. 1707.
F a b r ic . Ent. 1Syst. I , Paas 2 , p, 67 , N ° s 74. De
tweepukkelige Valkever.
Olivier, Ent, Tom. V I, No. 96, p. 821, pl, 6, f. 92.
Kenteeken. De kop zwart , fijn geftippeld; de fprieten
geel aan het begin, naar het einde zwart; het borst-
ftuk en het rugfehildje zw ar t; de dekfchilden met ftip-
je s , die als ftreepjes vormen, zwart, met een oranjekleurige
vlek aan hun einde. Lengte 2— 3 , breedte
1— 1| lijnen.
Woonplaats. Op verfcheidene boomen, ook op de
tuintuin
o f cretifche chryfant (Chryfanthemum corona-
rium L.')
8. C. L abiatus, Linn. Spec. 66, p. 1709. Fab
r ic . Ent. Syst. I , Pars a , p. 65, N°. 6a. De gelipte
Valkever. Le Gribouri noir strié.
Olivier, Ent. Tom. V I , No. 96, p. 633, pl. 1 , f. 113.
Kenteeken. De kop zwart, voor aan denzelven twee
gele ftippen; de fprieten aan het begin geel , naar het
einde gelijk ook het borstftuk en de dekfchilden zwart, de
laatfte met geftipte ftrepen ; het lijf van onderen zwart;
de pooten geel. Lengte 1 , breedte | lijn.
Woonplaats. Op de rozen.
9. C . Sulphureus. Linn. Spec. 9 8 , p. 1714.
Fabric, Ent. Syst. I , Pars 2 , p. 43 , N°. 8. Cis-
tela fulphurea. De zwavelgele Valkever. L e Téné-
brion Jaune. D e r f c hw e f e l g e lb e F a l l k a f e r .
Olivier, Ent. Tom. III. No. 54, p. 6, pl. 1 , f. 6. a cistela
fulphurea, F uessly, Archiy., p, 115, pl, 83. f. 28.
Kenteeken. De fprieten aan hun begin bruin, naar
het einde donkerder; de oogen zwart; het borstftuk en
de dekfchilden geel; het eerfte met twee holligheden aan
de achterzijden; de poöten ligt geel. Lengte 4 , breedte
i§ lijn.
Woonplaats. In Julij vindt men hem op het duizendblad
, op de kervel en meer andere planten.
10. C. Murinüs. Linn. Spec, 1,03; p. 1714. Fab
r ic . Ent. Syst. I , Pars 2 , p. 44 , N° 16. C istela
tnurina. De muisvale Valkever. L a Mordella d étuis
Jau nes sans jlries. D e r Maus e fa rb ene Fa l l k
a f e r . X
Oli