Voedf. , Voortt. en Eigen]oh. zijn tot heden ook aatl
den fchrijver dezes nog onbekend.
5. V . muraria. Linn. Spec. 8 , p. 2751. Faric.
Ent. Syst. II. p. 267, N ° . 50. De Muurwesp. D ie
Ma u e rwe s p e .
Schaeffer, Icon, tab. 24, f. 3. F riCHT, Int. 9, tab.ifit, f. 8 en9*
Kenteeken. Zwart; op het borstfluk twee roestkleurige
vlekken, en vier gele ftrepen op het onderlijf, van
welke de eerfte van de overigen zeer verwijderd i s ; volgens
FABRicius is het fchildje ongevlekt, ook zijn de
zoogenaamde voor- of kniefchenkels geelachtig.
Woonplaats. In oude dikke muur- en metfelwerken.
Voedf., Voortt. en Eigenfch. als van de laatstvorige,
ook aan den fchrijver dezes mede nog onbekend.
6. V . arvensis* Linn. Spec. i a , p. 2755. Fa-
bric. Sp. Inf. T . i , p. 465 > N°. 40. De Akkerwesp*
D ie A k k e rwe s p e .
Schaeffer, Icon. tab. 93j £ 8. D e geer, Int. T . 1 1 , p. 146,
No. 3.
Kenteeken. Op het achterlijf vier gele ftrepen, van
welke de derde niet doorloopt, maar afgebroken is.
Woonplaats. Hier en daar in den grond der akker*
velden.
Voedf. , Voortt. en Eiger.fch. onbekend.
CCXLVIU. DE BIJE ( A P IS ) .
Gejlachts-Kenteeken. De mond met kaken en eene
omgebogene fnuit, die in eene tweekleppige fcheede ligt ;
de vleugels bij alle de fckfen plat ; de wijfjes en de ge~
ge*
gelîachteloozê hebben een’ ftekenden en bedekten angel;
zeer korte voelertjes en draadvormige fprieten.
X* A . l o n g Ic o RNi s * Linh. SpcC. i i P* 2 7 7 0 . F a -
Br i c * Eucera longicornis, Ent. Syst. I I , p. 343,
N° . I . De langhoörnige Bije. F Abeille à longues an*
tennes. D ie l an gh o rn i g e Biene.
SWAMMERDAM, Bibl. N. I , tab. 2.6, f. 6. HOUTTUIN, I. D. 120 St*
pl. 97, f. 6. Panzer. X V I i tab. 21.
Kenteeken. Draadvormige regte, niet geknakte fprieten,
zoo lang als het lijf, hetwelk ruig en hoogrood
van kleur is*
Woonplaats. Bijna overal, ook hier te lande, waar
flechts bloemen in menigte gevonden worden*
Voedf el. Het honlgfap der bloemen.
a* A. CENtUNCüLARlS. Linn. Spec. 4 , p. 21771 ,
F a b r ic . Ent. Syst* I I , p* 337 , N ° . 98. De Snijders-
o f Lappenbije* F Abeille coupeuse du rosier* D ie
Ro f en b i en e .
R eaümur, o. 1. , T. 6, tab. to , f. 3 ,4 . PanzeA, X V I , tab. iz *
Schaeffer, I c. tab* 252, f. 6_efi 7.
Kenteeken. Klein; zwart en glad; de buik als. met
f osgele wol bedekt*
Woonplaats. In den grond, alwaar zij zich uit der
bladeren der rozeboomen rolronde nesten tot verblij£,
maken* ’
3. A . MeLl if ic a . Linn. Spec. 2 2 , p* 2 7 7 4 « Fa bric*
Ent. Syst. I I , p. 327, N p 58* De Honigbije.-
FAbeille domestique ou abeille des ruches* D ie Honig-
biene*
C e SWAîf«-