
met 5 ongelijk groote zwarte vlekken, welke fomtrjds in
elkander loopen ; het rugfchildje zwart ; de dekfehilden
zwart ,• op ieder ftaan 5 roodachtige of gele vlekken; het
lijf van onderen zwart; de pooten geel. Lengte 2^ ,
breedte lijn.
Woonplaats. Gedurende den geheelen zomer vindt
men hem op allerlei planten.
15. C . Q u a t u o r d e c em -P u s t u l a t a .' Linn. Spec.
46 r p. 1665. F a b r ic . Ent. Syst. I , Pars 1 , p. 290,
No. i n . Het Lievenheershaantje met 14 pukkels. L a
Cocdnelle noire è 14 points. D e r v i e r z e h n f l e c -
k i g e B l a t t l a u s k a f e r .
Olivier, Ent. Tom. V I , No* 98, p. 1056, pl 4, f. 50, a , b.
Kenteeken. De kop zwart; aan de oogen een wit
ftreepje; het borstfchild zwart, de rand van voren en de
zijden geel; de dekfehilden zwart, ieder met 7 gele punten
bezet; het lijf zwart; de pooten geel. Lengte i£ ,
breedte \\ lijn.
Woonplaats. In April vindt men hem op de weiden,
en verder in den zomer op velerlei planten; hij houdt
zich aan de onderzijden der bladeren, zoodat hij niet ligt
in het oog valt.
CXCIX. DE B LADKEV ER. H E T GOUDHAANTJE.
(CHR T SOM E L A . )
Gejlachts-Kenteeken. De fprieten als een kralenfnoer,
naar het einde dikker; zes voelertjes, de buitenwaarts
ftaande dikker; het borstftuk en de dekfehilden gerand;
het lijf bij de meesten langwerpig rond.
1. C. G o e t t in g e n s is . Linn. Spec. 4 , p. 1667.
Fa-
F a b r ic . Ent. Syst. I , Pars 1 , p. 309, No. 8. De
Gottingfche Bladkever. D e r L e d e r a r t i g e Bl a t t k
ä f e r .
Olivier, Ent. Tom. V , No. 91, p. 510, pl. 5, f. 68.
Kenteeken. De kop zwart en geftippeld; het borst
[luk mede zwart, en fijner geftippeld; de dekfehilden
ruw en geftippeld; de voetblaadjes rood, het lijf van bo_
ven zwart , van onderen blaauwachtig zwart. Lengte 4 ,
breedte lijnen.
Woonplaats. Veel op het duizendblad (.Achillea millefolium
LP)
•a. 'G , Tanaceti. Linn. Spec. 5 , p. 1669. Fabric.
Ent. Syst. I , Pars a , p. 15, N ° . 10. Galleruca
Tanaceti. De Bladkever van het Rijnevaren. D e r Rein-
farn Bl a t t k ä f e r .
Olivier, Ent. Tom. V , No. 93, p. 618, pl. 1 , f. 1 , a, b , c.
Roesel, II D. ie Stuk, p. 138, tab. 5.
Kenteeken. De fprieten zwart, zoo lang als het halve
lijf ; het borstftuk fterk gefpikkeld en eenigzins r uw ; de
dekfehilden mede fterk gefpikkeld; het geheele diertje is
dofzwart, gelijk ook de pooten. Lengte 2^, breedte
i i lijn.
Woonplaats. In het gras, inzonderheid op het Reine-
varen vindt men hem in Augustus en September, en
fomtijds al eerder.
3* C. Graminis. Linn. Spec. 7, p. 1670. Fabric.
jEnt- Syst. I , Pars 1 , p. 314, N<\ 33. De
gras Bladkever. L e Grand Vertubleu. D e r G r a s b
l a t t k ä f e r .
Olivier, Ent. Tom. V , No. 91, p. 538, pl. 1 , f. 3*
E Ken