
over de lip ; de lprieten geel; het borstftuk met 6 zwarte
flippen ; de dekfchilden geel ; op ieder derzelve ftaan
zeven zwarte flippen over den naad, van het borstftuk
afgerekend ; tot op de helft loopt eene zwarte ftreep;
het lijf is eenigzins langwerpig, zwart ; de pooten geel.
Lengte i f , breedte i f lijnen.
Wlonplaats. In de tuinen veel op netelen en andere
planten ; in Mei vindt men hem op jonge berken en
wilgen.
?• C . ViGENTiDuo-puNCTATA. Linn. Spec. 26,
P* I ^55* F a b r ic . Ent. Syst. I , Pars 1 , p. 281,
N ° . 69. Het Lievenheershaantje met 22 flippen. D e r
z]w e i jundz wa n z i g p u n k t i r t e B l a t t l a u s k â f e r .
Kenteeken. De kop geel, aan den mond en van achteren
zwartachtig; het borstftuk geel, met 5 zwarte flippen
; de dekfchilden geel, ieder met 11 zwarte flippen
aldus# . geteekend; het lijf zwart; de fchenkels en de
voetblaadjes geel. Lengte i | a 2 , breedte 1— lijn.
Woonplaats. Op allerlei heestergewasfen, in de tuinen
en bij de bladluizen.
Eigenfchappen. Zonderling is het, dat deze kevers
zoowel als masker, als pop en als kever dezelfde citroengele
kleur behouden.
8* C o n g l om e r a t a . Linn. Spec. 3 1 , p. 16 5 5 .. F a b
r ic . Ent. Syst. I , Pars 1 , p. 282, N ° . 75. Het
Lievenheershaantje met ineengevloeide flippen. L a Coccinelle
a bordure. D e r V e r w i r r t g e f l e c k t e
Bla t t lausk a f e - r .
Olivier, Ent. Tom. V I , No. 98, p. 1025, pl. 3» <• 29> a ’ b »
et pl. 6 , f. 82. F uessly, A r c h iy . p. xoo, a, b , No. 21, pl. 22,
f. 14 ct 15.
Kenteeken. De grondkleur van dezen kever is geel;
een zwarte flip ftaat voor op den kop; het borstftuk
zwart , aan de zijden geel en omgebogen; het fchildje
zwart; de dekfchilden geel, op ieder 7 langwerpig-vier^
kante zwarte vlekken, welke meest aan elkander gehecht
z ijn ; het lijf ovaal, zwart; de pooten bleekgeel, gedeeltelijk
zwart. Lengte 2 § , breedte i | lijn.
Woonplaats. Reeds in April ziet men hem op de
weiden, en op de elzen; ook vindt men hem veel in
de tuinen.
9. C. Q uatuordecim-g u t t a t a . Linn. Spec. 3 4 ,
p. 1659. F a b r ic . Ent. Syst. I , Pars 1 , p. 284, N p.
85. Het 14 droppelige Lievenheershaantje. L a Cocci-
nelle a \\points blancs. D e r v i e r z e h n t r ö p f i g e
B l a t t l a u s k a f e r .
Olivier, Ent. Tomé V I , No. 98, p', 1036, pl. 2 , £. ia , ai, b.
Sulzer, A r c h iy . p. ioo, No. 24, pl. 22, f. 17.
Kenteeken. De kop vaalgeel, ongevlekt; het borstftuk
graauwachtig geel, met eene ligtgele vlek aan iedere
zijde; de dekfchilden bruinachtig geel, elk met zeven
gedachtige vlekken; het lijf van onderen geel; de borst
in het midden zwart; de pooten geel. Lengte 2 , breedte
1* lijn.
Woonplaats. In Mei op de weiden , in Augustus op
het Steedsch Ganzevoet ( Chenopodium urbicum L . \ op
welke de bladluizen alsdan hun gewoon voedfel vinden
op de fchermen van het gemeen duizendblad (.Achillea
mil