
Kenteeken. De fprieten groen , aan het einde bruin;
het borstftuk geftippeld; de dekfchilden onregelmatig gehippeld
; het geheele diertje is blaauwachtig glanzig
groen. Lengte 4§, breedte 2 j lijn. Doch hierin is bij
fommigen eenig verfchil.
Woonplaats. In Mei vindt men hem in het gras, in
zonderheid op het Dolijk ('Lolium temulentum Z . )
4. A e n e a . Linn. Spec. 8 , p. 1670. F a b r ic .
Ent. Syst. I , Pars I , p. 329, N ° . 109. Het metaal
glanzend Goudhaantje. D e r g r ü n e E r l e n b l a t t -
k a f e r.
Olivier, Ent, Tomé V , No. 91, p. 556, pl. 8, f. xi6, a et b.
Kenteeken. De fprieten kort, zwart, naar het einde roodachtig;
het borstftuk heeft twee ingedrukte hippen, en is ,
even als de dekfchilden, die geftippeld zijn, groen glanzende;
het lijf van onderen van dezelfde kleur, van achteren
rosachtig gezoomd. Lengte 3 ! , breedte 2 lijnen.
Woonplaats. In Julij en Augustus op de elzen.
5 . C . A l n i . Linn. Spec. 9 , p . 1 6 7 1 . F a b r ic .
Ent. Syst. I , Pars 2 , p. 1 6 , N ° . 13. G a l l e r u c a
alni. Het Violetkleurige o f Elzen Goudhaantje. L a
Galeruque Violette. D e r V i o l e t t e n Er lenb l a t t -
k afer .
Olivier, Ent. Tom. V I, No. 93. p, 638, pl. 1 , f. 8.
Kenteeken, De kop van voren ingedrukt; de fprieten
zwart, aan hun grondftuk violet; het borstftuk fijn geftippeld
; het rugfchildje driekantig, zwart glanzende; de
dekfchilden fijn geftippeld, en, even gelijk het borstftuk,
glanzig groen; het lijf van boven donker violet, van onde
deren zwart violet; de pooten zwart. Lengte 3 , breedte
2 lijnen.
Woonplaats. Voornamelijk op elzen, maar ook op
wilgen. Hij vertoont zich reeds in Me i , en voorts ook
te meermalen des zomers.
6. C . B e t u l a e . Linn. Spec. 10 , p. 1671. F a b r .
Ent. Syst. I , Pars 2 , p. 1 7 , No. 19. G a l l e r u c a
betulae. Het Goudhaantje van de berken. L a C h ry
somele bleue du saule. D e r B i r k e n b l a t t k ä f e r ,
De geer, Inf. 5 , 318, Np. 24, tab. 9, f. 24, a , b.
Kenteeken. Violetkleurig; de dekfchilden met ver-
fcheiden rijen ingedrukte ftippen bezet ; de vleugels
zwartachtig doorfchijnende, en eens zoo lang als de
fchilden, onder welke zij gevouwen liggen. Lengte
2 lijnen.
Woonplaats Op de berken.
7. C . H a em o p t e r a . Linn. Spec. 1 1 , p. 1672.
Fa b r ic . Ent. Syst. I , p, 315, N°. 37. Het Rpodwiekje.
D e r R o t h f l u g e l i g e B l a t t k ä f e r .
Olivier, Ent. Tom. V , p, 520, pl. 9, f. 80,
Kenteeken, De fprieten zw ar t, het eerfte lid rood;
het borstftuk en de dekfchilden geftippeld, violet blaauw
glanzende, de laatfte van onderen, gelijk ook de voet-
blaadjes , rood; het lijf van boven zwart, o f met violet
gemengd, Lengte 3 , breedte 2 lijnen.
Woonplaats. Op het gras is hij gemeen, fommige
jaren zelfs zeer menigvuldig,
8. C . C e r a s i , Linn. Spec. 13 , p, 1672. F a b r ic .
Ent. Syst. I , Pars 2 , p. 22, N ° , 43. G a l l e r u c a
F 2 ce