
Voedfel. Waarfchijnlijk is het veelfoortig.
Voortteling. Zij legt hare eijeren meest in den paarde-
mest; de maden verpoppen zich fpoédig, en de vlieg
komt er binnen weinige dagen uit voort.
11. M. m a c u l a t a . Linn. Spec. 70 , p. 2841.
F a b r ic . Ent, Syst. I V , p, 314 , N°. 38. De gevlekte
Vlieg,
Kenteeken. Aschgraauw; gepluimdefprieten, die, even
gelijk de fhuit, zwart zijn; de kop aschgraauw; de borst
met langwerpige zwarte vlekken; het lijf eirond, met ver-
icheiden zwarte, eenigzins glanzige, vlekken en twee
flippen aan de achterfte afdeeling; van onderen in het
midden met 2 zwarte lijnen. De vleugels witachtig, ongevlekt
; de pooten zwart. Een weinig kleiner dan de
huis vlieg,
TV o onplaats. Op verfcheiden planten en bloemen,
■4
12. M. CANiNA, Linn. Spec. 1 8 5 , p. 2842, Fab
r ic . Ent. Syst, IV , p. 321, N ° , 38. De Honds-
vlieg.
Kon te eken. Aschgraauw; op de borst 4 zwarte flippen
; het lijf zware geflreept, de pooten tegelrood. Van
middelmatige grootte,
13. M. a u b if r o n s . Linn. Spee. 7 1 , p. 2843,
Fajsric. Ent. Syst. IV , p. 329, N° . 69. De Witkop,
R eaumur, Jns. IV , p. 363. tab. 26, f. 5.
Kenteeken. Het voorfle van den kop wit; borflelige
fprieten; de borst zwart en behaard; het lijf bijna rolrond
429
rond ruitvormig gevlekt, aan het vooreinde bij de borst
aan beide zijden eenigzins rosachtig; de pooten zwart.
Woonplaats. Op bedervend vleesch.
Voedfel. . Doode bijen, die beginnen te bederven.
Voortteling. Zij leggen hunne eijeren op vleesch, dat
tot bederf overgaat.
14 . M . l a r v a r u m . Linn. Spec. 7 8 , p. 2846.
F a b r ic . Ent. Syst. I V , p. 32b, N°. 59. De Rup-
fenvlieg.
L ’ admiral, tns. p. 3, tab, 6. De geer, Ins. V I , p. 23»,
tab. n , f. 23.
Kenteeken. Zwartachtig, met borllelige fprieten ; het
borstfluk met donkerder en glanzige flrepen, aan de punt
eenigzins tegelrood, op het lijf met aschgraauwe ruitvormige
vlekken, op de wijze van een dambord.
Woonplaats. In de tuinen en op het veld.
Voortteling. Zij legt hare eijeren aan de wortelen
van de kool of moeskool ( Brasfica oleracea) , gelijk óok
in de rups o f pop van fommige kapellen, uit welke de
made voortkomt; deze zich tot een ovaal popje gevormd
hebbende, verfchijnt de vlieg na verloop van 25 dagen
uit dezelve, Lengte 3 lijnen.
Eigenfckappen. Volgens fommige doet zij de bladeren
van de kool ontaarden en verwelken;,' evenwel is dit
door mij nimmer waargenomen.
15. M. p l u v ia l i s . L in n . Spec 8 3 , p. 2847. Fab
r ic . Ent. Syst. IV. p. 329, N w. 71. De Regenvlieg.
L a Mouche cendrée d points noirs.
Kenteeken. De fprieten borflelig; de oogen rood; de
borst