
de Natuurkundige Gefchiedenis van Nederland. Hij
z e lf is ten volle overtuigd van a l het gebrekkige en
onvolkomene van dezen zijnen arbeid, in weêrwil ook
van al den ijv e r , onverdroten moeite en hardnekkige
volftandigheid aan denzelven, gedurende eenen zeer
geruimen tijd befleed, en gelijk hij getrowwelijk het
door de Maatfchappy openlijk aanvankelijk voorbeeld
tot de bewerking van den eerften aanleg der Fauna
Belgica gevolgd h e e ft, zoo vereenigt hij zich ook
deswegen ten volle en van geheeler harte met de betuiging
door die beide Schrijvers in het Hoorberigt van
hunne onderneming gedaan, om namelijk, welk ook
het lot dezer verhandeling zijn moge, met geenen
minderen ijver en volftandigheid te zullen voortgaan,
in de mededeeling van den uitftag zijner verdere na-
vorfchingen, omtrent den overigen nog verholen gebleven
rijkdom van Nederlands, in dit in zoovele op-
zigten aangenaam, leerrijk en nuttig gedeelte der
Natuurgefchiedenis.
Eindelijk voor het niet opgeven van de verfchillende
provinciale namen der voorwerpen, vertrouwt de
Schrijver op eene te gereedere verfchooning, daar hij
betuigt, tot het bekomen der zelve , voor als nog de
gelegenheid niet alleen gemist te hebben, maar dewijl
hij tevens in het vrij algemeen aangenomen gevoelen
deelt, dat derzelver nut voor geen deel der Sys-
tematifche Natuurgefchiedenis geringer kan gehouden
worden dan voor dat, hetwelk het onderwerp dezer
Verhandeling uitmaakt.
NAAMVAN
NEDERLANDSCHE INSECTEN*
» / I tV V 'l'VW » \ 'W W 'W W » ,W W W V A W V /W W '
I. SCHILDVLEUGELIGE. ( C O L E O R T E R A .,)
CLXXXIX. DE KEVER . ( S C A R A B A EU S .)
Geftachts-kenteeken* De fprieten aan het einde knods-
vormig: het knodsje uit blaadjes zamengefteld; vier voe-
lertjes; de kaken hoomachtig, bijna ongetand, de voor-
fchenkels doorgaans getand.
r. Scarabaeus, Typhoeus. Linn. Spec. 9 ,p . 1531.
Fabric. Entomologia Systematica emendata et auc-
ta , T . i . pars. z , p. 1 2 , No. 34. De Kleine Bul-
to r , Het Stiertje. Scarabé Typhon. D e r K l e i n e
S t i e r .
Olivier, Entomologie, Tom. i ,N o . 3, p. 12, pl. 16, f. 152. Panz
e r , Fauna Infectorum Germaniae, T . i , tab. a.
Kenteeken. De kop zacht met een’ vooruitflekenden
hoorn: aan het borstlluk 3 hoornen, van welke de
twee zijdelingfche, langs den kop horizontaal uitgeflrekt
zijn , de middelde, die korter i s , een weinig voor over-
A 5 ge