
E n t. Syst. IV , 248, N°. 72 De Sr Marcns-Lang
poot (volgens l in n ®us dikwijls verkeerdelijk voor die
foort gehouden, welke ook hier te lande de zoo fcha-
delijke Zw art ev lieg genaamd wordt). D ie St. Mar cus -
S c h n a c k e .
Réaumur, Inf. V , tab. 7, f. 17 en I&. Schaefeêr, Icon,
h tab. ig , f. ï en 2.
Kenteeken, Het lijf zwart en glad, zwartaehtige wieken
, de dijen der voorfte pooten binnenwaarts gegroefd.
Woonplaats. In het voorjaar vooral in de mesthoo-
pen, broeibakken, trekkasfen en oranjehuizen.
Eigenfchappen. De zonderlinge Franfcbe naam heeft
dit infect bekomen van den tijd, omtrent welken het zich
in het voorjaar, meestal omftreeks St. Marcusdag (half
April) vertoont.
10. T . FEBRiLis» Linn. Spec. 4 4 , p. 2824. Fabric
Ent. Syst. T . IV , p. 250, N ° . 79. De Koorts-
langpoot (de zoogenaamde Zwartevlieg). D ie Fieber -
fch nacke.
Goedaart, I , tab. 6.
Kenteeken. Het lijf zwart, langwerpig en ruig; d'e
vleugels zwartachtig, breeder, doch korter dan de gewone
langpooten, waardoor deze zich als eene vlieg voordoet.
Woonplaats. In vuile, vunzige hoeken en plaatfen. 1
11. T . p u t r i s . Linn. Spec. 4 3 , p. 2824. De Routings
, Modder- of Dreklangpoot. D ie M o d e r fc h n a c k e.
F risch, Inf. IV, tab. 22.
Kenteeken. Het lijf bruin; de wieken aan het gewricht
o f grondlluk aschgraauw. Lang 1 lijn.
W&on-
Woonplaats. In het voorjaar in de potten, tobben
en oud houtwerk der broeibakken en broeikasfen; het
masker in vochtig, fottend hout en derg.
12. T . FLORiLEGA. Linn. Spec. 5 5 , p. 2824. De
Bloemlangpoot. NS. Ook deze wordt hier te lande
voor de zoo fchadelijke Zwarteylieg gehouden. D ie
Ga r tn e r f c h n a c k e . (NB. Misfchien dezelfde, als die
onder den naam van T. Hortulana bij L in n a e u s en de
meeste fchrijvers voorkomt.)
•Reaumur, I n s . T. V , tab. 7 , f. 7— ro. Vergel. Houttuin,
I. D. 12e St.
Kenteeken. De fprieten geknopt; het lijf geheel flu-
weelzwart, met een’ geelachtig rooden ring, om het
voorfte van het bijna geheel rolronde achterlijf, de wieken
vaalachtig graauw en glanzig als zijde.
Voedfel. Zoo het fchijnt de jonge bloemen der vruchten
wel inzonderheid der appelboomen,
Eigenfchappen. Ook deze nog niet naauwkeurig gekende
foort wordt voor onze vruchtboomen als eene der
fchadelijkfle infectenfoorten gehouden.
13. T . PH A L A E N O iD E S . Linn. Spec. 4 7 , p . 2825.
F a b r ic . Ent. Syst. IV , p. 251 , N ° . 87. De nacht-
vlinderige Langpoot. (L e Bibion d ailes frangées et
fans taches van G e o f f r o y . Inf. de- P. T . I I , p. 572,
N°. 4). Die n a c h t f a l t e r a r t i g e S c h n a c k e .
L eeuwenhoek, Epist. 1692, Jan> 24, f, 243. Frisch, I I , p. 6,
tab. i i ,
Kenteeken. De wieken dakswijze afloopende, asch-
graanw , eironddancetvormig, behaard en ongevlekt; de
I) d 3 fprie