
Olivier, Ent. Tom. VI, No. 97, p. 975, pl. a, f. 29. Roesel, II
D. ifte Si. p. 139, tab. 6.
Kenteeken. De kop zw ar t, de fprieten groen geel;
het borstftuk bleek geelachtig groen, zeer fijn geftippeld;
de dekfchilden groen, met groefjes , en voorbij het borstftuk
eenige donkere vlekjes; het lijf van onderen zwart,
de pooten geelachtig; de geheele omtrek van den kever
is langwerpig rond. Lengte a § , breedte 2 lijnen.
Woonplaats. Op distelen, netelen, artisjokken en
meer andere planten.
2. C. Mürraea. Linn. Spec. 2 , p. 1635. Fabr.
Ent. Syst. I , Pars 1 , p. 294 , N p. 9. Het Murray-
fche Schildpad Kevertje. L a Casside Panachés.
Olivier, Ent. Tom. V I, No, 97, p. 978, pl. 1 , f. 7. Geoffrot,
Tom. I , p. 314 No. 5 , tab. 5, f. 6.1
Kenteeken. De fprieten zwart; het borstftuk rondachtig
groen, geftippeld, of ook wel rood ongevlakt; de dekfchilden
hebben de kleur van het borstftuk, met zwarte
vlekjes en flipjes langs de naad en aan de zijden ; het
lijf en de pooten zwart, glanzende. Lengte 31, breedte
a lijnen.
Woonplaats, Inzonderheid veel op den alant.
Aanmerking. Het verfchil der kleuren van het borstftuk
en der dekfchilden wordt door den ouderdom van
het diertje veroorzaakt; de jongen zijn groen, bij de ouderen
wordt deze eerst geelachtig en daarna rood.
3. C . N e b u lq s a . Linn. Spec. 3 , p. 1636. F abr.
Ent. Syst. I , Pars 1 , p. 293 , N° 7. De gewolkte
of bonte Schildkever. L a Casside brune. D e r Schec-
k i g e Schi ldki i f e r .
Oli-
Olivier, E n t. Tomé V I, No. 97, p. 979, pl* 2» 3 *» GoE*
dar t, Metamorphofis N a t u r a l i s , 1 p. 96, pl. 44-
Kenteeken. De fprieten zwart, aan het einde roodachtig;
het borstftuk rondachtig, geelachtig grijs en geftippeld
; de dekfchilden zijn van dezelfde kleur, aan den
naad met eene verhevene lijn, en met zwarte ftippels en
ftreepjes geteekend; het lijf zwart, met een’ rosfen rand;
de pooten roodachtig. Lengte 2— 3, breedte i\ lijn.
Woonplaats, Op distelen, op het gras, onder het
boommos en andere planten* Hij komt niet veel vooi.
4. C. Noeilis. Linn. Spec. 4 , p. 1636. Fabric.
Ent. Üyst. I , Pars 1 , p. 297, N° . 24. De blaauw-
~ geftreepte Schildkever. L a Casside a bandes d or.
De r Bl a u s t r i c h i g e S c h i l d k a f e r .
Ouvier, Ent. Tom. V I, No. 97, p. 983, pl. 2 f. 24.
Kentceken. De fprieten zwart, aan den kop geel; het
borstftuk rondachtig, geelachtig graauw; de dekfchilden
bleek geel , met geftippelde ftreepjes ; op het lijf, bij den
naad bevindt zich eene blaauwe glanzende ftreep , die bij
den dood van het diertje verdwijnt. Lengte , breedte
i | lijn.
Woonplaats. In Junij vindt men dezen kever op distelen
en andere planten. Evenwel is hij niet zeer gemeen.
5. V ib e x . Linn. Spec, 5 , p. 1637. F a b r ic . Ent.
Syst. I , Pars 1 , p. 293, N*. 4 - Het bloedftrepig
Schildkevertje. L a Casside marqués.
Olivier, E n t. Tom. VI, No. 97, p. 97?s pl* f* S°*
Kenteeken. De fprieten aan hun grondftuk zwart, aan
de einden zwartachtig; het borstftuk rondachtig, geelachtig
graauw, met donkere flippen; cie dekfchilden ge _
D 14 ao:,-