
renleeuw) maakt zich in Mei of Junij, ook wel eerst in
Julij o f Augustus, van zandkorrels, welke hij met een
lijmachtig vocht, dat door eene buis van achteren ontlast
wordt, zamenkleeft, een kogelrond tonnetje, in hetwelk
hij binnen 4 weken in eene pop verandert} de tijd
gekomen zijnde, dat de pop de gedaante van eene libelle
zal aannemen, breekt zij met den kop door het zand-
tonnetje, komt er tot aan het borstftuk u it, breekt alsdan
het poppenvlies en kruipt als libelle uit dezelve.
Eigenfehappen. De worm maakt eenen trechtervormi-
gen kuil, in welken hij zich tot aan den kop verfchuilt,
om de mieren o f andere infecten, welke aan den rand
van dit kuiltje komen PU met liet gulle drooge zand naar
beneden glijden, te vatten en te verflinden,
CCXXXIX, DE SCORPIOENVLIEG (P A N Q R P A y
Gcfiachts-Kcnteeken, De bek als een rolrond hoornachtig
fnuirje vooruitftekende, de binnenkaken ongetand*
de buitenfte aan het einde gefpleten} de lip zeer lang en
de vooruitftekende mond bedekkende} vier bijna even
lange voelertjes} drie kleine bijoogjes} de iprieten draadvormig,
langer dan het borstftuk; de ftaart van het man
netje eindigt als eene fchaar, het wijfje is ongewapend,
i , P. communis, L in n , Spec. 1 , p, 2645, Fa-
nmc. Ent, Syst, I I , p, 9 7 , N ° . i , De gemeeno
ScQi'pioenvlieg, L a mouche scorpion, D i s g eme i n e
§ c o r p i o n s f l i e g e ,
Sülzer , Kennz. tab. 17, f. ioö, Ir. Gefchichte etc• tab, 2$,
f. 5 en 6, Panzer, XII, tab, 10,
Renleeketu De iprieten beftaan uit: meer dan dertig
riuringetjes
; de vleugels even lang, zwart gevlekt} het lijf
zwartachtig bruin, langs de zijden geel, de drie laatfte
ringen kastanjebruin, als eene fchaar uitloopende.
Woonplaats. Op de velden aan de waterkanten, en
op de duinen op het havikskruid (Hieracium).
C CX L . DE K AM E E LV LIEG (R A P H l D IA ) .
Gejlachts-Kenteeken. De buitenkaak boogswijze getand
, de binnenfte rolrond, ftomp} de geronde lip on-
verdeelt, hoornachtig} vier zeer korte, bijna even lange
draadvormige voelertjes} drie kleine bijoogjes, fchuins
afloopende vleugels} de fprieten zoo lang als het van voren
uitgerekte en rolronde borstftuk} aan den ftaart der
wijfjes een krom flap borftelliaar,
ï. R. oPHiopsts. Linn Spec. 1 , p. 2647. Fabric.
Ent. Syst. I I , p. 99» N*. 1. De flangvormige Ka-
Tneelvlieg. L a Raphidie. D ie K am e lh a l s f l i e g e .
Roesel, III. D. xe St. bl. xai, tab. a i . f.' 6 en 7, Sulzer,
Gefch. tab. 25, f. 9. Panzer, XI1, tab. iu
Kenteehen. De langwerpige kop is met den hals bijna
zoo lang als het achterlijf, en blinkend donkerbruin
van kleur} de vier vleugels zijn doorfchijnend, geelachtig
bruin, met een donkerbruin vlekje aan den
voorden rand.
Woonplaats. Op de weiden.
V. VU ES VLEUGELIGE (HYMENOPTERA.)
CCXLI. DE G A LW E SP (C TN IP S ) .
G cjl ach ts-kent 1teken. Gefpleten
A a
kaken vier knodflge
5 voe