
e e n e o n r e g e lm a tig e g e d a a n te ; d e b u i t e n r a n d g o u d g e e l g e -
Z o o m d ; h e t a c h t e r l i j f o r a n j e g e e l , o p iedere r in g e e n z w a r t
v l e k j e ; d e p o o t e n r o o d .
Woonplaats. Op heggen en Pruiken.
Voortteling. Zij legt hare eijeren in het laatst van
Julij o f begin van Augustus zeer laag in de heggen, de
rupfen komen nog in de laatstgemelde maand uit, blijven
den winter over en zijn in Mei volwasfen, zij verpoppen
zich in het begin van Junij en na verloop van 3
weken ontwikkelen zich de kapellen uit dezelve.
Eigenfchappen. De rups riekt naar het kattenkruid
(Teucrium marum L.~)
3 9 . P h . l u b r i c i p e s . Littn. Spec, 6 9 , 3 £ . p . 2434.
F a b r ic . E n t. Syst III, pars 1 , p. 4514 N° . 138.
B ombyx l u b r ic i p e d a . De Lospoot. De Haas. De
Tijgernachtkapel. L a Lieyre.. L a Phalene Tigre.
D e r Ho l l unde r f pi nne r .
Sepp. o, c, , 2e d, 4e ft,, 2e Verh. , bh 7 , tab. 2 , f.
10 M., f. I I F. Roesel, ie d. 2e f t ,, bl, 4 13 ,
tab, 47,
Kenteeken. De vleugels licht okerkleurig, zwart gevlekt
; het lijf roodachtig geel, met 6 achter elkander
volgende zwarte vlekjes. De wijfjes zijn bleeker van
kleur.
Woonplaats. In M e i, Junij, foms ook nog in het
begin van September aan boomftammen, muren, heggen
, op de weiden aan grashalmen, enz.
Voortteling. De eijeren legt zij op het wollekruid ,
de rupfen komen in het begin van Julij ui t, in Augustus
fpinnen zij zich in, en veranderen in poppen, uit
welwelke
dé. kapel eerst in Mei van het volgende jaar
uitkomt.
Eigenfchappen. De rups loopt zeer fnel, van daar
de benaming haas.”
40. Ph. r u s s u l a . L in n .S p e c .j 1 , p. 2436. F a b r ic .
Ent. Syst. I I I , pars. t , p. 464. B om b y x r u s s u i a .
De roodachtige Nachtkapel. L a bordure enfanglatt-
tée. D e r B l u t r a n d i g e S p i n n e r .
Kleemann. Bey trage i , f. 174, t. 20. sch&fper. Icon . t. 83,
f. 4 en 5.
Kenteeken. De Heel der fprieten rood, de baardjes
bruin; de neêrliggende vleugels geel, de achterfte lichter,
alle rozerood gezoomd, op de voorde eene vlek van dezelfde
kleur, en op die van achteren eene zwarte vlek
als een half maantje en langs den achterrand bij fommige
eene rij zwarte vlekken, de pooten rood. Bij het wijfje
zijn de fprieten draadvormig, geel, maar de rozeroode zoomen
aan de vleugelen niet aanwezig.
Woonplaats. In het midden van Julij, zit meest op
den kalen grond.
Voorttelittg. De rups van deze kapel overwintert,
verpopt zich in Julij, komende de kapel 14 dagen daarna,
uit dezelve ten voorfchijn.
41. Ph. l e p o r in a . Linn. Spec. 109, p. 2437.
F a b r i c . Ent. Syst. I I I , pars 2* p. 453 , N ° . 144.
B om b y x l e p o r in a . De Haasachtige Nachtkapel. Het
Schaapje. Het Katje. Phalene flocon de Laine. D e r
H a f en o d e r W o l l r a u p e n f p i n n e r .
S e p p . e . e . , ie D . 4e S t u k , 23e V e r h . , b l . 9 3 , t»b 2 5 ,
T fig . 6*