heelen zomer, vindt men hem op de witte en roode leliën,
op;de leliën van dalen, hiacinten en narcisfen.
v, 15, C . Düodecimpunctatus, Linn. Spec. 148, p.
- 172-1. . Fabric. Ent. Syst. I , Pars 2 , p. 67 ,. N ° . 72.
De 12 (tippelige. Valkever. L e criocère d points mirt.
D e r zw ö l f p u n k t i r t e r F a l lk ä f e r .
Olivier, Ent. Tom. V I , No. 96, p. 795, pl. 4 , f. 59. CRYPTO-
" CEPHALus, 12 punctatus.
* Kenteeken. De kop , het borstftuk en de dekfchilden
- bleek roodachtig geel, geflippeld, op het borstftuk met
•2 , de dekfchilden ieder met 5 zwarte (tippen; het rugfciildje
bleek rood; het lijf van onderen roodachtig; de
- pooten rood, de voetblaadjes zwart. Lengte 2 f , breedte
H lijn.
; Woonplaats. Op de Aspergies.
16. C . Melanopus , Linn. Spec. 162, p. 1722. Fa-
bric. Ent. Syst. I , Pars 2 , p. 10 , N ° . 36. Crioce-
R i s , melanopa. De zwartpootige Valkever. L e crio-
cère bleu d corcelet rouge. D e r S c h w a r z f u s z i g e
F a l lkäfe r .
^ Olivier, Ent. Tom. V I , No. 94, p. 746,,pl. 2, f. 31. Criocb-
ris, melanopa.
Kenteeken. De kop en de fprieten zwart; het borstftuk
en de dijen geelachtig rood; het rugfchildje blaaüw-
‘achtig zwart; de dekfchilden met ingegroefde (lippen, die
in rijen (laan, groenachtig blaauw en glanzende; de voetblaadjes
zwart. Lengte 2§, breedte i lijn.
' Woonplaats. Op eiken en wilgen, ook op de JJrtica
disica L . (de brandnetel) komt hij , hoewel zeldzaam
-voor. ; , . . . >
17. C. A s p a r a g i , Linn. Spec. 167, p. 1723. Fab
r ic . Ent. Syst. I , Pars 2 , p. 10, N ° . 41. C r io c e -
r is , asparagi. De Aspergte Valkever. L e Criocère
porte croix de Vasperge. D e r S p a r g e lk ä f e r .
Olivier, Ent. Tom. VI. No. 94, p. 744. pl. 2, f. 28. Crioceris,
asparagi. Roesel, II D. ifte S t., p. 137,■ pl. IV.
Kenteeken. De fprieten zwart; de kop en de vleugel-
dekfels groen glanzende , op ieder derzelve drie geelachtig
witte vlekjes, welke zoodanig geplaatst zijn, dat zij
als een kruis fchïjnen te vormen; het borstftuk eenig-
zins gefpikkeld, donkerrood, het rugfchildje zwart; het
lijf van onderen zwart, eenigermate metaalkleurig, de
pooten zwart. Lengte 3 , breedte 1 lijn.
Woonplaats. In Julij en Augustus op de aspergie? *
foms in menigte; men vindt hem ook nog wel in October.
18. C. H ir t u s . Linn. Spec. 226 p. 1730 F a b r ic .
Ent. Syst.f I , Pars 2 , p. 79 , No. 4. L a g r ia hirta.
De ruigpootke Valkever. L e Cantharide d étuis Jau-
ne. Der r auhe F a l l k ä f e r .
Olivier, Ent. Tom. I I , No. 94, p, 4 , pl. I , f. 2 , a, b , c. L agria
hirta.
Kenteeken. De fprieten langer, dan kop en borstftuk;
dit laatfte langwerpig rond, met zachte haartjes
bezet; vaal bruine dekfchilden, met g e le , regt opftaande
. haartjes. Lengte 3 § , breedte 2 lijnen. Verfchilt fom-
tijds in grootte.
Woonplaats. Jn Julij op het zeepkruïd (Saponaria
op de hondstong (Cynoglosfum L I ) , op de osfentong
Anchufa £ . ) , op den flangenkop ('Echium L . ) , en op
meer andere planten.