
achtig groen, zwart geftippefd, met gele randen, en
langs den naad met een* bruinen zoom; het lijf zw ar t,
de pooten roodachtig. Lengte 2 , breedte i | lijn.
Woonplaats. Op distelen en andere planten, doch
komt niet veel voor.
6. C. M a r g a r it a c e a . Linn. Spec. 51 , p, 1639.
F a b r ic . Ent. Syst. I , Pars 4p. 297, N ° . 25,, De parelkleurige
Schildkever. L e Casside perlée. D e r P e r -
l e n f a r b i g e S c h i ld k a f e r .
Olivier, Ent. Tomé V I, No. 97, p. 984, pl. a , f. 19.
Kenteeken.. De kop zwart; de fprieten bruinachtig
geel; het borstftuk rondachtig, geelachtig groen; de dek-
fchilden bleek groen, met ingedrukte ftippen , die, wanneer
het diertje nog jong i s , een’ goud- en zilverkleurig
gen weerfchijn heeft , omtrent als het parelmoer; deze
kleur verdwijnt bij den dood, en gaat dan over in het
bruinachtige; het lijf en de pooten geel. Lengte 3 , breedte
2 lijnen.
Woonplaats. In Junij op distelen en andere planten,
doch is niet zeer gemeen.
CXCVIII. H E T L IE V EN H E E R K E V E R T JE ,
o f H E T HALFKOGELSKEVERTJE.
(C O C C IN E L L A . X .)
Gejlachts-Kenteeken. De fprieten met digte knodsjes;
het voorfte voelertje bijlvormig , de achterfte draadvormig
; het lijf half kogelrond; het borstftuk en de vfcu-
geldekfels gerand; het onderlijf vlak.
Aanmerking. Ook in dit gedacht verdwijnen de levendige
kleuren dezer diertjes 11a hunnen dood.
1. C . Bi p u n c t a t a . Linn. Spec. 7 , p. 1647. Fabr.
E n t. Syst. I , Pars 1 , p. 270, N° . 21. Lievenheers-
haantje, met twee ftippen. L a Coccinellc rouge a deux
points noirs. D e r zwe i jp u n k t i r t e B l a t t l a u s k a f e r .
Olivier, Ent. Tom, V I, No. 98, p, 1002, pl. 1 , f. 2 , a , b.
Kenteeken. De kop zwart, met twee witte ftippen ;
de fprieten geelachtig, met een zwart kolfje; het borstftuk
zwart, wit gerand en twee gele vlekken op hetzelve
; het rugfchildje zw a r t; de dekfcbilden rood, op ieder
derzelve eene zwarte ftip ; het lijf van onderen
zwart. Lengte 2 § , breedte a lijnen.
Woonplaats. In' Februarij en Maart op elzen-, wilgen,
pruimen- en andere boomen. Somtijds ook in de
huizen.
Voed fe l.. Bladluizen , ook hunne eigene nimfen.
Voortteling. In het laatst van April o f begin van Mei.
Eigenfchappen. Zeer levendig van aard, vliegen ligt.
2. C . Q u in q u e p u n c t a t a . Linn. Spec. 1 1 . p. 1647.
F a b r ic . Ent. Syst. I , Pars 1 , p. 273, N ° . 36. Het
Lievenheershaantje met vijf ftippen. La Concinelle rouge
d cinq points noirs. D e r fü n fp u n k t i r t e Blat t l
a u s k a f e r .
Olivier, Ent. Tom. V I , No. 98, p. 1003, pl. t , f. 3, a, b.
Kenteeken. De kop zwart, met twee geelachtige ftippen
; het borstftuk zwart, wederzijds met een gele vlek;
het fchildje zwart; de dekfchilden geelachtig rood, aan het
gewricht geel, digt aan het fchildje met een ronde zwarte
vlek op de beide fchilden, en voorts op ieder een dergelijke
in derzelver midden, en aan ieder der zijden een
D < die