
M. , f. 8 J , R üesel, le D. ie ft, r bl. £29, tab. 9, f. 6 M. r
f. 5 FKenteeken.
De vleugels wit en bij uitnemendheid
glansrijk 5 de pooten zwart met witte ringen.
Woonplaats. In de fpleten en holten van de wilgen.
Voortteling. Zij legt hare eijeren op een wilgenblad
o f aan een takje. De rups vindt men van Mei tot Julij"
op de wilgen en abeelen. In Julij volvvasfen zijnde,
maakt zij een luchtig fpinfel aan een takje , om in eene
pop te veranderen, uit welke de kapel na weinig dagen
voorkomt.
Eigenfchappen. Zeer traag verwijdert zij zich , niet
verre van de plaats, alwaar zij uitgekomen is.
23. Ph. C orylt. Einn. Spec. 5 0 , p. 2425. Fa-
b r ic . Ent. Syst. III, pars 1 , p. 444, N ° . 214. Bom-
b yx coRY Li. De Hazelaarsrupskapel. De gevlamde eike
borflelvlinder. D e r Haf e l f pi nne r .
Sepp, ©. c . , 3e D. ie Verh., bl. 1 , tab. r , T. 7 M.r
f. 6 F ., Roesel, ie 1>. 2e Stuk, bl. 441, tab. 58,
f. 4 en 5 M.
Kenteeken. Het borstfluk bontkleurig; de voorvleugels
helder graauw, met eene donkerbruine breede vlek , met
witte en zwarte randjes, en een wit vlekje met een
zwart flipje; de achtervleugels aschgraauw.
Woonplaats. In Julij en voorts in September en Oc-
tober zit zij aan muren , fchuttingen.. op den hazelaar
en elzen.
Voortteling. Tot hare verandering in eene pop ,
fpint de rups een verblijf tusfehen eenige bladeren; als
pop blijft zij den winter o v e r , komende de kapel in
April uit dezelve voort. 24. Ph.
24. Ph. furcula. Einn Spec. 51 » p* 2426. Fa -«
bric. Ent. Syst. MI, pars 1 5 p. 475» N ° . 213.
Bombyx furcula. Het Vorkje. De kleine Hermelijn-
kapel. Phalene petite queue double. D e r k l e i n e
G a b e l f c h w a n z .
Sepp, o. c. , ie D. 4e Stuk, 6e Verb., bl. 29, tab.
6, f: 7 M., f. 8 F. Panzer XVIII, tab. 20 M. et F,
Kenteeken. De voorvleugels grijs graauw; aan der-
zelver wortel eene rij zwarte Hippen, over het midden
eene breede geelachtig aschgraauwe llreep, en eene even
zoo gekleurde vlek aan iedere punt. De achtervleugels
wit.
Woonplaats. In April en in Junij aan boomflammen ,
aan muren, Schuttingen en heggen.
Voortteling. Zij legt hare eijeren op de wilgen , de
rups komt er na 3 weken uit voort, indien Haat leeft
zij ruim 4 weken, wanneer zij, even als de groote Her-
melijnkapel, een nest vervaardigt, waarin zij tot pop
verandert, overwintert, en uit welke de kapel in Junij
des volgenden jaars ten voorfchijn komt.
25. Ph. curtula. Einn. Spec. 52, p. 2426. Fa-
bric. Ent. Syst. III, pars 1 , p. 4 4 7 , No. 123. Bombyx
curtula. Het Kortgatje. De kleine Wapendrager.
Het bruine Matje. Phalene hausfe queue Four-
chue. D e r R o fe n w e i d e n f p i n n e r.
Sepp. 0. c . , ie D, 4e Stuk, te Verh., bl. 5, tab. t y
en Id. 4e D ., 21e Verb., bl. 71, tab. 21, f. 18 M.,
f. 17 F. Panzer XVIIi, tab.?
Kenteeken. De vleugels lichtgraauw, de voorfle
$ 3 bruin