
fleufje, en is , even als de dekfchilden, vaal rood, de
laatfte zijn met onregelmatige puntjes, als jftreepjes za-
mengevoegd, bezet; de pooten vaal ros. Lengte c£ ,
breedte 2 lijnen.
Woonplaats. Op het flangekruid. (\Echium vulgare
L .)
c i. C. Nemorum. Linn. Spec. 62, p. 1695. Fa-
bric. Ent. Syst. I , Pars 2 , p. 3 4 , N ° . 104. G al-
leruca nemorum. De Boschbladkever. L 'A ltis e d
bandes Jannes. D e r W a ld b l a t t k a f e r .
O Li vier , Ent. Tom. V I , No. 93 bis, p. 716 , pl, 5 , f. 86.
Herbst, Einleii. zur Kenntn. der Inpekten, i , 94, tab.
n , f. 4-
De kop en liet borstftuk zwart; de fprieten aan het
grondftuk licht-, aan het einde donkerbruin; het rug-
fchildje zwart; de dekfchilden zwart geftippeld, in de
lengte op ieder eene gele ftreep , die niet tot het einde
afloopt; bij fommigen valt dezelve in het roode; het lijf
van onderen zw ar t; de fchenkels en de voetblaadjes lichtbruin.
Naauwelijks is hij eene lijn lang en eene halve
breed.
Woonplaats. Op de kool , falade en andere tuinge-
wasfen.
22. C . Rufipes. Linn. Spec. 65, p. 1695. Fabric.
E n t. Syst. I , Pars 2 , p. 3 2 , N ° . 94. Galleruca
rufipes. Het roodpootig Bladkevertje. U Altise de la
Mauve.
Olivier, Ent. Tom. VI, No. 93bis, p. 703, pl. 4, f. 63.
Kenteeken. De kop rosachtig; de fprieten rood aan
het begin, naar het einde zwart; het borstftuk geelachtig
tig rood; het rugfehild roodachtig; de dekfchilden blaatiw,
met fijne ftipjes; het lijf van onderen donkerblaauw; de
pooten rood. Lengte a , breedte i lijn.
Woonplaats. Op de maluwe en andere planten.
23. C. Testacea# Linn* Spec. 225 , p. 1695.
Fabric. Ent. Syst. I , Pars 2 , p. 3 3, N ° . 99. Galleruca
testacea. Het tegelrood Bladkevertje.
Olivier, |Ent. Tom, V I , No. 93 bis, p. 696, pl. 3, f. 49. Altica
testacea•
Kenteeken. Het geheele diertje is bruinachtig rood;
de dekfchilden met fijne puntjes ; de oogen zw ar t; het
lijf ovaal en zeer bol ; de fchenkels roodachtig. Lengte
o , breedte i | lijn.
Woonplaats. Op zeer vele planten.
DE V A LK E V E R . ( CRT PTO C E PHA LU S. LP)
Geflachts-kenteeken. Draadvormige fprieten, vier voe-
lertjes, het borstftuk en de dekfchilden gezoomd, het lijf
rolrondachtig.
i . C . Quadripunctatus , Linn. Spec. 3, p. 1700.
Fabric. Ent. Syst. I , Pars 2 , p. 54 , N ° . 6. De
vierftippelige Valkever. L a Melolonthe quadrille ä
corcelet rouge. De r v i e r p u n k e t i r t e Fa l lk ä f e r .
Olivier, Ent. Tom. V I , No. 96, fuite, p. 850, pl. 1 , f. 1 , a ,
b. Clytra quadripunctata.
Kenteeken. De kop, de fprieten, het borstftuk en
het rugfehildje zwar t ; de dekfchilden vaal rood, zeer
fijn' geftippeld, en op ieder derzelve een zwart vlekje,
het eene boven aan den buitenhoek, en het andere omtrent
op het midden; het lijf van onderen, en de pooten
zwart. Lengte 4— 5 breedte i | , 2— a j lijnen.
Woon