
Sepp, o. c. II D ., ie ft., 2 en 3e verh., bl. 5, tab. 2 en 5.
L ’Admiral., o. c. p. 3, tab. 5. Esper, o. c. I Th. s. 101,
tab. V I , f. 3.
Kenteeken. De vleugels eenigzïns gekarteld, roodachtig
geel, met bruine onregelmatige ftrepen eu vlekken.
Digt aan de punt der voorvleugelen een zwart oog
met eene witte i lip ; de achtervleugels van boven met
vier en aan de onderzijde met zeven oogjes.
Woonplaats. Langs muren, fchuttingen en heggen ,
ook in boschachtige plaatfen.
Voortteling. Zij legt hare eijeren aan het gras. De
kapel kwam bij L ’Admiral uit de pop na 138 dagen u it ,
zijnde pop geworden 7e October en kapel 22 Februarij
daaraan volgende.
20. P. N. G. Aegeria. Linn. Spec. 143, p.
2295. Fabric. 'Ent. Syst. III , pars 1 , p. 94 , N°.
293. Het bonte Zandoogje. L e Tircis. D e r Q u e ck -
engrasfal ter.
Sepp. o. c. 1 D ., ie ft., 6e verh., bl. 33, tab. 6. Rosel IV D.
xe ft., bl. 182, tab. 33., f. 3 en 4. Panzer XVI1, tab. 21.
Kenteeken. De vleugels getand, bruin olijfkleurig ,
geel gevlekt, op de voorde twee zwarte wit gedipte, in
eenen oranjegelen kring daande oogen. Op de achterde
drie, nevens een zwarte dip op eene gele vlek.
Woonplaats. In April, in eenzame boschjes, en zon?
achtige plaatfen.
Voertteling. Zij legt hare eijeren aan het gras, in
Julij; de rupfen komen in ’t begin van Augustus uit dezelve
voort, vervellen vijfmaal, en veranderen in het begin
van October in poppen, komende de kapel eerst in
het
NËDËRLANDSCHË INSECTEN. 225
het midden van April daaraanvolgende uit.
21. P. N. G. Galathea. Linn. Spec. 146, p*
2298. Fabric. E n t. Syst. I I I , pars 15 p. 239, N° .
745. Papilio Satyri Galathea, De gemarmerde Nimf-
kapel. L e Demideuil. D a s Br e t t f p i e l .
R osel, Ille D. ie Stuk, bl. 195, tab, 37, f. 1 en 2 fera. Panz
e r XVI1, tab. 24.
Kenteeken. De vleugels getand; de grondkleur bleekgeel,
met onregelmatige zwarte vlekken; op de onderzijde
der voorvleugelen 1 , en op die van achteren 5 , foms
6 oogjes.
Woonplaats. Van julij tot September op de weiden
in bosfchen en tuinen, vooral op de boterbloem {Ra-
nunculus ficaria L.')
Voortteling. Nadat de rups zich in eene pop veranderd
heeft, komt de kapel, na 14 dagen, uit dezelve ten
voorfchijn.
22. P, N. G. Pilösellaë. Linn. Spec. 552 , p.
2300. FakrIc . Ent. Syst I I I , pars 1 , p. 240, N°.
748. Papilio Satyri Pilofellae. Het oranjekleurig
Zandoogje. L ’ Amaryllis. D a s k l e i n e D o p p
e l a u g e.
Sepp. o. c. Ie D. ie Stuk, 3 Verii,, bi. 21 , tab. 3, f. 6, maf.
f. 7 et 8, fem. Esper. o. c, i Th. , f. 120, tab. 9, f. 1. Phae-
dra Maf.
Kenteeken. De grondkleur der getande vleugelen oranje
, langs de buitenzijden zwart, breed gezoomd; aan
de punt der voorvleugelen een zwart oogje, in ieder van
welke twee witte itipjes, en voorts op het midden een’
P zwar