
men, ook op bloemen , fomtijds aan de muren en heiningen
in de tuinen.
3. N. ViRiDissiMA Limi. Spec, 1 3 , p. 1879. Fa-
bric. Ent. Syst. I , pars 2 , p. 350, N p. 2. Het
groene Bastaardbokje. D e r g r u n g l a n z e n d e F l i e g
e n k ä f e r .
Olivier, Ent. Tom, I I I , No, 50, p. 13, pl. 2 , f. 15, a , b , c.
A edemera viridisfima.
Kenteeken. De fprieten langer dan de helft van het
lijf donker bruin ; het borstftuk rolrond ; de dekfehilden
als fijn fegrijn, groen koperglanzig; de pooten roodachtig.
Lengte omtrent 3 lijnen.
Woonplaats. In de tuinen op velerlei keukengewasen,
op bloemen , ook wel in de weiden.
CCVII. DE L ICH T - o f GLIMWORM.
(L AM P T R IS .')
Geßachts-Kenteeken. Draadvornige fprieten; vier voe-
lertjes ; buigzame dekfehilden; het borstftuk plat, halfrond,
de kop van onderen bedekkende en omvattende; de
zijden van het achterlijf geplooid , en met tepeltjes bezet.
De wijfjes der meesten zijn ongevleugeld, en gelijken
eerder de maskers van dit geflacht.
i . L . N octiluca. Linn. Spec. 1 , p. 1882. Fa-
bric. Ent. Syst. I , pars 2 , p. 98 . N ° . 1. De Glimworm.
L e Ver luisant. D e r N ä c h t l i c h e L e u c h t k
ä f e r .
Olivier, Ent. Tom. I I , N°. 28, p. 12, pl. 1 , f. 3. Panzer
VII, pl. 7. Mas et femina.
Kenteeken. Het mannetje is een ware tor. De kop
klein, rondachtig , zwart; het borstftuk van voren als
een’
115
een’ halven cirkel; het rugfehildje bruin, glad; de dekfehilden
bruin, fegrijnachtig, en op ieder derzelve eene
verhevene ftreep over de lengte; de pooten geelachtig.
Lengte 5* lijn.
Het wijfje, dat noch vleugelen noch dekfehilden heeft,
gelijkt een zespootig masker , van hetwelk het lijf van
boven plat , van onderen gewelfd is , en uit elf ringen
beftaat, van welke de eerfte het borstftuk uitmaakt; het
geheele infect is bruin geel; de pooten bruinachtig en
kort. Lengte 9 lijnen.
Woonplaats. In J.unij vindt men den kever op het
gras, onder heggen en ftruiken, op vochtige plaatfen.
Voortteling. Het wijfje legt hare eijeren in Junij in
het gras en in de aarde; het masker is doorgaans een
duim lang, en heeft zes pooten; de nimf is aan het
masker volkomen gelijk, doch flechts een weinig korter.
Eigenfchappen. Het mannetje, wijfje en masker geven
des avonds een helder licht, door twee blaauwach-
tig phosphorescerende flippen aan het einde van hun lijf.
p e wijfjes lichten nogtans veel fterker, dan de mannetjes
en de maskers; bij een naderend onweder is het op h t
fterkfte. De kever zwemt 24 uren op het water, eer
hij zinkt, en licht ook nog, hoewel zwakker, op den bodem
onder hetzelve; het licht kunnen z i j , naar willekeur,
voortbrengen en terughouden. Bij dag verbergen zij
zich in het gras.
2. L . Splendidula. Linn. Spec. 3, p. 1883.
Fabric. Ent. Syst. I , pars 2 , p. 98 , N° . 2. De
glanzige Glimworm. D e r g l ä n z e n d e L e u c h t k
ä f e r .
H I