*6, C. Violacea. Fabric. Ent. Syst. I a , p.
315, N°. 39: L a Chryfomele Violette.
Ou v ie r , Ent. Tom. V , No. 91, p. 522, pl. 6, f. 82. P an ze r ,
44. h. t. 8.
Kenteeken. De fprieten aan den kop blaauw, aan het
einde zw ar t; het borstfchild en de dekfchilden donker
blaauw, zeer fijn geftipt; ook zijn de pooten blaauw.
Woonplaats. Op de wilgen.
17 . C . Deqempunctata. Linn. Spec. 3 2 , p.
1678. Fabric. Ent. Syst. I , p. 320, N°. 62. Het
19 ftippelige Goudhaantje. L a Chrysomde rouge a
points noirs.
Ou v ie r , Ent. Tom. V , p. 569, pl. 3, f. 38, a , b , c . d.
Kenteeken. De kop zw ar t; de fprieten roodachtig aan
het grondftuk, aan het einde zwart; het borstftuk rood-
$chtig geel , gehippeld, en twee zwarte flippen; van
achteren, gelijk ook het rugfchildje zwart; de dekfchilden
vaal rood, met flippen, die zoo geplaatst zijn, dat zij
als ftrepen vormen ; het lijf van onderen zwart; het
achterlijf en de pooten fomtijds roodachtig. Lengte 3 ,
breedte 2 lijnen.
Woonplaats. Op de wilgen.
18. C. Oleracea. Linn. Spec. 51 , p. 1691. Fab
r ic . Ent. Syst I , Pars 2 , p. 28 , N°. 74. Galle-
ruca Oleracea. Het Moeskruid Bladkevertje. V Alti-
se bleue. D e r Gemu s z b l a t tk afer .
Ouvier, Ent. Tom. V I, No. 93 bis, p. 705, pl. 4 , f. <56, a, b.
Kenteeken. Zwarte fprieten; het borstftuk met eene
dwarsdwarsftreep,
welke een weinig ingegroefd is ; de dekfchilden
gehippeld , beide groenachtig blaauw , ongemeen
glanzig; de pooten groenachtig; de achterfchenkels dik.
De lengte verfchillende, gemeenlijk i f h i§ , en breedte § è.
s lijm Bij den hovenier is hij , onder den naam van
aardvloo , mede bekend.
Woonplaats. Op allerlei moeskruiden, voor welken
hij zeer fchadelijk is.
19. C . Hyosciami. Linn. Spec. 54, p. 1^93* Fabric.
Ent. Syst. I , Pars 2 , p. 29, N°. 79* Galle-
r u c a hyosciami. Het Bilfenkruid’s Bladkevertje. L Al-
tise du choux. D e r B i l f e n k r a u t b l a t t k a f e r .
Ouvier, Ent. Tom. V I, No. 93 bis, p. 709, pl. 4, f. 75*
Kenteeken. De fprieten zwart, aan hun grondftuk
rosachtig; het borstftuk fijn gehippeld en , even als de
dekfchilden, groenachtig gebronst, met ftrepen gehippeld;
fomtijds loopt er over het groen een blaauwe
gloed; de pooten bruinachtig; de aehterfchenkels violetkleurig.
Lengte 1 , breedte \ lijn.
Woonplaats. Van April tot Junij op het bilfenkruid,
maar ook op de kool en andere keukengewasfen.
20. C. Exoleta. Linn. Spec. 59 , P* 1694. Fabric.
Ent. Syst. I , Pars 2 , p. 33, N°. 100. Galleruca
exoleta. Het vaalgeel Bladkevertje. V A lt is e fauve
d stries.
Ouvier, Ent. Tom. V I , No. 93 bis, p. 700, pl. 3 , f. 57. Fues-
sly, rfrehiv., p. n o , pl. 44, f. 7*
Kenteeken. Het borstftuk heeft aan den achterrand
een overdwars indrukfel, eindigende met een langwerpig
E 5 fleuf’