
te Waterkever. L e grand Hydrophile. D e r P e c l i -
f c hw a r z e Sc h wimmk ii fe r .
Olivier, Ent. Tom. 111, No. 39, p. 9, pl. i , f . 2 a , b , c , d .
Herbst, Einlcit. zur Kenntn. der Infekten, x , 165, pl.
25 > f* !•
Kenteeken. De fprïeten donkerbruin, het borstftuk
glad, aan den achterrand. aan beiden zijden ingedrukt,
het rugfchildje groot en driehoekig, de dekfchilden ,
eenigzins geftreept, en tusfchen de flreepjes geftippeld;
het borst (luk achterwaarts puntig verlengd , in de gedaante
van eene els.
De geheele kever is zwart, de pooten bruin; de
mannetjes hebben aan de voorpooten kleine holle plaatjes.
Lengte 19 lijnen.
Woonplaats. In (taande wateren.
Voortteling. De paring gefcdiedt aan de oppervlakte
van het water, het mannetje zet zich daartoe op het
wijfje, klemmende zich met de plaatjes der voorpooten
aan de dekfchilden van hetzelve vast. In dezen (laat
zwemmen zij immer voort, zinkende bij afwisfeling
naar. den grond, en weder (tijgende naar de oppervlakte
om lucht te fcheppen. Het wijfje maakt een op het
water drijvend nestje om hare eijeren in te leggen, be-
(taande uit een door haar vervaardigd bruin zijdeachtig
fpinfel van gedaante als een’ kogel, van welken een (tuk
is afgefneden. — Het masker is donkerbruin, menigmaal
2§ duim lang, verandert in Julij op het land in eene
nimf, uit welke de kever omltreeks het midden van
Augustus ten voorfchijn komt.
Eigenfchappen. Zij vliegen bij avond, en komen
dan op het licht af.
a. H, Caraboides. Linn. Spec. 2 , p. 194,
Fabric. Ent. Syst. I , Pars 1 , p. 183, N°. 4.
De kleine zwarte Waterkever. V Hydrophile m ir picoté
D e r L a u f k ä f e r a c h t i g e Schwimmkäfer.
Olivier, Ent. Tom. III, No. 39, p. jx , pl. 2, f. 8. Panzer
IV , tab. 10. Rosel Ile D. ie S t ., p. 167, tab. 4.
Kenteeken. Geheel zwart, glanzig; de fprieten en de
pooten bruinachtig rood; de dekfchilden zijn naauwelijks
zigtbaar geftippeld; het borstftuk is Verheven, en eindigt
in eene korte punt. Lengte 8 lijnen.
Woonplaats. In (taaiide watereu vindt men hem van
Mei tot in den herfst.
Voortteling. Het masker is i i duira lang, verveld
vier malen; acht dagén na de laat’fté vervelling begeeft
het zich aan land, en verandert in eene daartoe gemaakte
holte in eene nimf, uit welke tien dagen daarna de kever
, die aanvankelijk wit is , ten voorfchijh komt.
Ëigenfchappên. In vergelijking met den voorgaanden,
zwemt hij flechts langzaam.
3. H. L uridus. Linn. Spec. 5 , p. 1943.. Fab
r ic . Ent. Syst. I* Pars 1 , p. 186, N°. 19. De
bruine Waterkever. L 'Hydrophile brun. D e r b r a u n
e S c h w i m m k ä f e r .
Olivier, Ent. Tom. II,- No. 39, p* 13, pl. [1, f. 3 , a, b , c , f,
Panzer IV , tab. 3.
Kenteeken. De fprieten licht geel; de kop groen en
geel gemengd; het borstftuk geelachtig grijs geflipt,, met
eene zwarte vlak op het midden; de dekfchilden met geflipte
ftrepen, geelachtig grijs ; de pooten geelbruin.
Lengte a, lijnen.
I Woon