
met lange wollige, en de zwarte buik met geelbruine haren
bezet.
Woonplaats. Op de duinen in eene aanmerkelijke hoeveelheid.
Voedfel. Bladeren van eiken en andere boomen.
Voortteling. Mij onbekend.
Eigenfchappen. Vliegen bij avond ; door het opheffen
en nederdrukken van de dekfchilden, zoowel als van
het geheele achterlijf, kunnen zij een knarfend geluid maken
, en dit zelfs kan men aan eene doode tor door
eene drukking met den vinger voortbrengen.
24. S. F lo r ic o l a , Linn. Spec. 239, p. 1559. Fa-
e r ic . Ent. Syst. I , b , p. 1 7 1 , N ° . 70. Melolontha
Floricola.
Herbst Arch. t. 20, f. 8. Melolontha anstriaca.
Kentecken. De kop, het borstfchild, en het rug-
feliildje donker grijs , glad en ongevlekt, de dekfchilden
rosachtig, het achterlijf met bij elkander ftaande witte
Hippen geteekend.
Woonplaats. In de tuinen, velden en op de akkers.
Voortteling. P
Eigenfchappen. P
25. S. H o r t ic o l a , Linn. Spec. 5 9 , p. 1559. Fa-
b r ic . Ent. Syst. I , Pars 2 , p. 171 , N° . 68. Melolontha
Horticola. Het St. Janskevertje. Le petit han-
neton d corcelet. Verg. g e o f fr o y , I , 75, N° . 8.
Olivier, Ent. Tomé I , No. 3, p. 62, pl. 2 , f. 17. F uesslt,
Archives, p. 76, pl. 19, b, f. 23.
Kenteeken. De kop , het borstftuk en het rugfchildje
blaauwachtig groenglanzig, de beide eerfte geftippeld ,
het laatfte glad; de dekfchilden lichtbruin, eenigermate
geftreept; het lijf van onderen en de pooten zwart.
Woonplaats. Op onze duinen, op boomen (niet op
perenboomen) en op bloemen.
26. S. ViTis , Linn. Spec. 249 , p. 1560* Fabric.
Ent. Syst, I , Pars 2 , p. 167, N y. 54- M e l o l o n th a
Vitis . De Wijngaardstor.
Olivier, Ent. Tom. I , N°. 3» P* 34» pk 2, f. 12, a, b , c.
Kenteeken. De kop glad, met een naauwelijks zigt-
baar dwarsch wit ftreepje ; het borstftuk geftippeld, en
even als het hartvormige rugfchildje, en de dekfchilden
glanzig groen, de laatfte eenigzïns geftreept; het lijf
ovaal, groenglanzende; de pooten bronskleurig en behaard.
Woonplaats. Op de wijngaarden.
Voedfel. Wijngaardbladeren.
27. S. Fr i schil, Linn. Spec. 250, p. 1561. Fa -
b iu c . Ent. Syst. I , Pars 2 , p. 107 , N° . 53. M clo-
l o n th a Frischii. De bruine Hoiiitor. D e r Ho l l a n d i -
fche braune Heu k a f e r .
Olivier, Ent. Tom. I , No. 3 3 P- 35> Pl< 4 » f 29, a , b , c , d.
Kenteeken. De kop en het borstftuk geftippeld , het
rugfchildje hartvormig, koperkleurig, en een weinig behaard;
de dekfchilden rosbruin, met een’ groenen weer-
fehijn; het lijf van onderen en de pooten zwart gebronsd.
Wanneer deze tor eerst uitkomt is zij kastanjebruin op
B 4 de