ï.66 B E ! C B R ï V I S G V A N
V. zelfs affchüwlyk maakt, o f mond reus in ’ taan-
XXvfll’. zien: z0 dat men ’er voor ^hrikken zou, in-
H oofd. dien men niet wift dat de Kinderen ’er, zonder
stuk. hinder, mede fpeelen, en deeze Infekten even
ïtUKrekii. zo vejj,g behandelen kunnen, als de Gouden
Torren en Mey-Kevers.
Naam. Onze benaamiog is , waarfchynlyk, van de
Latynfche Gryllo-Talpa, welke M o u f f e t u s
in gebruik gebragt heeft, afkomüig. F r i s c h
noemt hem Krekel met de Pooten van een Mol,
en verhaalt,, dat fommïgèn dit Infekt der
Scbrot-Wurm heeten, om dat het de Wortelen
van ’t Graangewas af knabbelt; of der Gerjt.
Wurm, om dat het zulks meeft doet aan de
Gerft; o f ook Reut- Wurm, dewyl het Koorn
door hetzelve uitgeroeid wordt. In Duitfch-
land noemt men het ook wel Acker-Werbel en
Mold-Worff; wegens het omwroeten van den
Grond. A g r i c o l a geeft ’er, uit hoofde
van de Geftalte, die eenigermaate naar een
Kreeft g e ly k t, den naam van ErdcKrebs aan.
D e gewoone naam, inVrankryk, isCourtilliere
o f Taupe - Grillen, en in Engeland Fen-Cricket
o f Veen-Krekel; gelyk fommigen hem, in
ons Land, ook noemen de Veen-Mol. I m p e -
R a t i g a f ’e r, eenvoudig, den naam aan van
Talpa, dat is Mol, of het Mol lnfekc.
Geftalte. De Mol-Krekel heeft den K op, naar het
Lighaam te rekenen, klein, langwerpig, met
vier dikke korte Voelertjes en twee lange
Sprieten, die zo dun als Draadcn zyn. Agter
dccd
e K r e k e l s,
deeze Sprieten ftaan deOogen, en tuffehen de y.
twee groote, die ruuw o f met Facetten zyn , ■Afdeez'»
gelyk gewoonlyk in de Infekten, vindt men Hoofd!’
drie kleine; zo dat het v y f Oogen heeft, op «tuk.
ééne ry overdwars geplaatft. Het Borftftufc
maakt een Soort van langwerpig Harnas, by-
na Cylisndrifch, dat zig als met Fluweel bekleed
vertoont. De Dekfchilden, die kort
z yn , reiken niet verder dan het midden van \
Agterlyf: zy leggen kruislings over elkander,
en hebben een fierlyke tekening van zwarte o f
bruine Aderen. De Wieken, uitgebreid, be-
Haan eens zo veel breedte als de langte is van
het geheele Infekt; doch zy leggen gemeenlyk
famengeplooid, langs de R u g , en eindigen
in een punt, die zelfs over ’t Agterlyf uit-
fleekt. Het L y f is week van zelfftandigheid,
en heeft, aan’t end, de twee gemeldeBorftel-
agtige fpitfen , die taamelyk lang zyn. De ag-
terfte Pooten hebben niet veel byzonders,
doch de twee Voorpooten munten in dit op.
zigt uit. Derzelver Dyën zyn zeer dik en
plat; de Schenkels, die uitermaate breed z yn ,
loopen buitenwaards uit in vier dikke Zaags-
wyzeKlaauwtjes; binnenwaards in twee: tus-
fchen welken de Voet geplaatft en dikwils
verborgen is. De Kop en 't L y f , als ook
het Borftftuk, is donkerbruin; doch de Dekschilden
zyn bleekgeel en de Pooten Oranjekleurig.
W y hebben, d us , den Mol-Krekel in voottte*
L Deel, x , Stuk, £ 4 z y - line‘