V.
A fd e e l .
XXVIII.
Hoofdstu
k .
XLVIIl.
Ccerulescens,
IBlaauwe.
Deeze Weftindifche heeft het voorfle van
den Kop rood, en met zwarte Karakters getekend,
(48) Springhaan , die het Borjtjluk eeniger-
maate gekield , de Wieken groenagtig
blaauw beeft, met een zwart Bandeerzel.
De Geftalte van deeze Soort van Springhaa-
nen, die men volgens L innjeus in de Zui-
delyke Landen vindt, is uit het Werk van
R oes el blykbaar. Deeze Autheur getuigt,
dat dezelve meelt op drooge Zandgronden o f
aan den kant der Boflchen , in Duitfchland,
gevonden worde. By F r i s c h wordt ’e r ,
onder de inlandfche Springhaanen , ook gewag
van gemaakt (*). Z y onthouden zig op onze
Duinen, menigvuldig, zo de Heer G èonov i »
ü s aan merkt, die ’er de langte van een Duim o f
iets meer aan geeft: maar met eenig verfchil,
doordien ’er drie zwartagtige dwarfe Banden
óver de Dekfchilden loopen ( f ) . Doktor S c 0-
p o L i vóndt, in Karniolie, deeze Soort, met
de Dekfchilden bruinagtig, doch van onderen
bruiner, en met een donker Bandeerzel. By
R oes el is de grondkleur der Dékfchilden
bleek, en die der Vlakken o f Banden Okerbruin.
De
(+s) Gryllus Locufta, Thoraee fubcarinato, Aïïs virescenti-
eoeruleis, fascia nigra. Roes. Inf. II. Cryll. T. xi f
(*) Inf. IX. TH. pag.>. PI. X. Pig. 3.
( tJ 4 -3 . Heiv. VOL, v .p , 110, N. isU
De Heer G e o f f r o y betrekt tot zyn Ge-
flagt van Acrydium of Criquet, (waar in hy
zodanige Springhaanen t’huis brengt, welker
Voeten altemaal drieledig z y n , gelyk die der
Krekelen,) twee Soorten; waar van de eene
de Wieken geheel blaauw heeft T en de Dek-
fchilden uit den rollen o f roodagtig, gelyk die,
welken R o e s e l PI. XXII. Fig. 3 , afbeeldt.
De andere, met de voorgemelde overeenkom-
ftig, heeft de Dekfchilden bruin gewolkt, de
Wieken blaauw en zwart. Deeze beiden hebben
ongevaar een Duim langte en onthouden
zig omltreeks Parys (*). Men vindtze beiden
ook in ons Land.
(49) Springhaan , die het Borfifiuk eeniger-
maate gekield, de Wieken rood9 aan de
tippen AJchgraauw heeftf
Een dergelyken als deeze, die evenwel niet
met de aaDgehaalde van R o e s e l , noch met
de verfcheidenheid van L in N iE u s volkomen
©vereen kwam, vondt Doktor S c o p o L i in Karniolie:
zo dat ’er de naam van Italiaanfche,
met regt, aan gegeven kan worden. R o e .
* E L e v e n w e l h e e f t de z yn e n o o k in D u itfch -
land waargenomen.
( 50)
(*) Hiß. des Inf. env. Paris. Tom. I, p„ 3S, .
(49) Gryllus Locufta, Thoraee fubcarinato, Alisrubris , asi-
ee cinereis. Roes Inf. U, Cryll. T. ai, f. 6,
I. De el . x . Stu k * P 3
V.
A fdeel»
XXVIII.
Hoofdstuk.
Xlix. Italicus.
Italiaanfche,