V. zig met de Voorpooten Loodregt aan den wand
AX?x!L’ van ’c ^ las vaftzettende, in dat portuur ftierf
H oofd-
STUB.
en er dood aan bleef zitten. De zuiging wordt
door hem vergeleeken by die van een Leertje,
waar mede de Jongens Steenen uit den Grond
ligten. Zekerlyk zullen die Werktuigen den
Tor in de Paaring ook behulpzaam zyn; doch
welke gebruikt dan, zou men vraagen mogen,
het Wyfje tot het vatten van haare Prooy.
Ongemeen Roofzugtig en verllindendc van
aart is deeze Soort van Watcr-Torren. Hy
vrat niet alleen de Ingewanden uit den Buik
van een grooten Zwarten, die in ’t zelfde Glas
was, maar verfcheurde ook zyn eigen W y f.
Aan Krengen van Haairige Dieren, die o p ’e
Water dry ven, hecht hy z ig , als die door ’t
afgaan van het Haair glad geworden z y n , en
vreet daar van. Verfcheide zodanige Torren
wiften op de Reuk het Kreng te vinden van een
Hond, die in een W a te r , eenige honderd
Schreeden van hun, lag. In ’t vliegen zyn
z y zeer vlug, en maaken weinig 'of geen Geluid,
doch geeven, wanneer menze buiten ’t
Water in de Hand houdt, een droppeltje wit-
agtig Vogt u it, dat veel meer rtinkt, dan het
bruine van de anderen*
r.
Mfarginalis.
Met geels
»oden.
(5 ) Water-Tor die zwart is , hebbende den
rand
(s ) Dytiscus niger, Thorsee Elytrorumqe margine flavi».
Faun. Suec. s$S- RAJ . Inf. ,3. n. 1. MOUFI . In/. 164.
f , bona. A l d r . Inf. 707. H S T . Mut. T. j . f. ». R o s « ,
W- f i t Aquat.ï. p. 7, f . 'f. , , i#.
rand van ’ t BorJIJluk en der Dekjchilden V.
peel. A fdeel*
6 XIX.
_ . , Hoofd-
Deeze Soort is vry algemeen bekend en wordt stuk.
door R oes e l , in ’t byzonder, zeer omrtan- Pi- lxxvu.
dig befchreeven en niet minder fraay afgebeeld, * ‘
die ook ujtdrukkelyk eene Omftandigheid aan-
geweezen h e e ft, waar van L i k n ^eus geen
gewag maakt; te weeten, dat de Dekfchilden
van het Wy fje taamclyk diep in de langce ge-
voord o f geribd zyn, De Heer G r on o v iu s ,
die maar den Grooten Zwarten en deezen fchynt
gekend te hebben, verwart deezen met den
voorgaanden ( * ) . De Kleur is zo zwart niet,
als die van de Eerfte Soort, en veeleer donker
bruin, inzonderheid die van het Wyfje ,
Ook zyn zy van onderen roodagtig, en hebben
dien fcherpen Angel niet, maar alleenlyk fiom-
pe uitfteekzels. Het L y f loopt, van agteren,
ook veel ronder, gelyk dit onderfcheid zig
düidelyk openbaart in onze Afbeeldingen van
het Mannetje en W y f je , in Big. J , 5, naar
't Leven vertoond.
W y voegen ’er het Masker o f den Worm,De worm.
in Fig. 7 , b y , dat een zonderling Beeft is , Fi£' 7‘
vry veel van dat; der Eerfte Soort verfchillende.
Het L y f is veel fmaller, de Kop rood en plat-
agtig, met groote Nypers voorzien; de Hals
dun, het L y f zo dik niet in ’t midden en ook
zo
(*) AH. Htlvttic/t. Vol. v. p. iï«.
1. Deel. x . s t u k