v.
A fdeel.
XXVIII.
H oofdstuk.
x x i i .
Umkracalus,
Gekaperde.
XXIII.
Citrifolius.
Cttroenbla*
dige.
(23) Krekel die zwart is, en de Dekfchilden
wit getipt heeft, met een Zomefchem aan
den Kop,
Deeze onthoudt zig , volgens den Heer
B r a n d e r , in Barbarye. De Geftal te is als
die van den Veld-Krekel; de Kleur geheel
zwart, maar bet Borftftuk eenigermaate Roeft-
kleurig. De Dekfchilden zyn korter dan het
Agterlyf, aan de tippen Melkwit: de Sprieten
zo lang als *t L yf. Twee lange Borflels
heeft deeze aan de Staart. Zyne voornaamfte
byzonderheid beftaat in een langwerpig rond
Vliesje, uit het Voorhoofd komende en voor
den Kop neergeboogen, op zy de omgekreukt;
zo dat het als een foort van Kaper maakt,
die zwart is en van grootte als de Kop.
V Y F D E A R T I K E L .
G R T L L U S T E T T 1 G O N 1 A.
Sabel • Springhaan.
Met de Staart als een Sabel in de Wyfjes.
(23) Sabel-Springhaan die het Borftjluk vierhoekig
heeft, aan de hoeken ruim.
D e e ze , die door R oe s el is afgebeeld,
heeft,
(12) Gryllus Acheta, niger, Elytris apice albis, umbracula
frontis deflexo. Syft. Nat. X.
(z%) Gryllus Tettigonia, Thoxace tetragano angulis fcabro
M.. L, U, ROSS. /«ƒ, II, Gryll. T. 1$, | j ,
heeft, volgens onzen Autheur, de Dekfchil- V.
den, die naar Bladen gelyken, wat bleeker x x v i ï ï*
dan de volgende , daar hy inzonderheid Hoofd-
door de dubbelde Kam van ’t Borltftuk van STUK*
verfchilt. Die van onze Afbeelding, (Fig. 4,) Pl; lxxx.
door zeker Liefhebber daar toe bezorgd, *
moet tot deeze o f de volgende Soort behoo-
ren. Z y komen beide uit de Indiën.
C24) Sabel-Springhaan die het Borflfluk effen, xxiv.
. . M Laurifolins,
omtrent Vierhoekigjen driekwabbig in heeft 1 m ariër*
de Vleugels gehoekt en langer dan de Dek-
fchilden; die flomper zyn,
Deeze zo wel als de voorgaande, bevondt
zig in het Kabinet der Koningin van Sweeden.
Men wil dat het die z y , welke in B r a s i i ,
Tucurubi geheten wordt. Sloare, diej’er
den naam aan geeft van allergrootse groene
Springhaan, met de Wieken zeer breed, belchryfc
denzelven aldus.
Hy was, van den Kop tot het end des Ag*
terlyfs, niet boven een Duim lang, maar tot
het end der Wieken derdhalf Duim; hebbende
den Kop zeer klein met twee zwarte Oogen,
zes Pooten van ’t Borftftuk a f komende; de
ag-
( z+) Gryllus Tettigonia, Thorace fubtetragono, I*vi, tri-
lobo; Alis angulatis, Elytro obtufiorC longioribus. M. L. Uf
Syfi. Nat. X. Locufta maxima viridis,Alis latiffimis. Sloavf
Jam. II. p. zqi T, 23«. f, j, Tucurubi. M ARCQR, $r$f,
24«.