V.
A fdf.el.
XXX11I.
HOOFDSTUK,
Tl. LXXXI,
13.
358 B e SCÏ I RY. V I N G V A N
Haairagtig aan de tippen; bet Lyf lang-
'werpig, eenigerUtaate Haairig, en bruin
beeft.
t Van F r i s c h wordt deeze de langwerpige
groote Stront- Wants getyteld , om dat zy op
Drek haar Voedzel zoekt, en R a t hadze genoemd
de derde Wantsagtige Vlieg, zeer Hinkende.
Z y behóórt onder de grootfte Soort
van Wantfen, volgen» den eerflgemelden, die
waargenomen heeft, dat de Sprieten in deeze,
zo wel als in de anderen van dit Geflagt, by-
na op de helft een Gewricht hebben, om regts
en links daar mede te kunnen voelen; doch zy
beftaao» volgens G e o f f r o y , niet uit drie,
gelyk hy wil, maar uit vier Leedjes, Agter
de Oogen vindt men, op den Kop, twee halfronde
Knopjes, die , wanneer het Licht regt
daarop valt, als gdleepen Granaatfteenen glin-
fleren, en fchynen te dienen om den Kop van
dit Infekt, voor wryven en ftooten, in enge
plaatfen, teöefchutten. Voorts blykt de Ge-
flalte uit onze Afbeelding, en inzonderheid de
grootte der Vleugelen , die de geheele Rug
bedekken, en niettemin kruislings over elkander
leggen, gelyk in de andere Wantfen, zyn-
de van Kleur zwartagtig.
Dit Infekt, dat in’t geheel glanzig zwart is,
heeft agter aan den Hals, o f aan hecBorftftuk,
een rand o f lyftje , waar mede niet alleen hec
Mannetje, maar ook h e tW yfje een doordringend
D E. W A N T S I N .
gend Geluid kan maaken, wanneer het den Kop v .
fnel beweegt en daar tegen aan wryft. F r i s c h x x x n r
ontdekte zulks, toen hy ’er een gevangen hadt, H o o f d *
en met een Speld opgezet: want dat het een STÜK*
W y fje ware bleek uit de Eitjes, die van hetze
lve, aan de Speld zittende, gelegd werden,
en niettemin maakte het, dus, een fterk Geluid.
Hy heeft ook het Masker waargenomen
, dat van hem de Vezel - Wants genoemd
wordt, om dat allerley kleine deeltjes van W o l,
Haair, Hout, o f Stof van Kalk en Steen, zig
aan deszelfs Lighaam hechten, en het Diertje
dus zeer affchuwlyk maaken : doch, indien
men zulk een Wants in een Doosje befluit,
raakt z y , door de wryving, het meeftc van
die ruigte, zegt h y , wel dra kwyt.
Te- Stokholm heeft de Heer C l e r k , in v e ze i-
zekerHuis, deeze Vezel-Wants, die wat naar Waat!*
een Spinnekop g e iy k t , gevangen, en men
vindtze ook in deeze Stad (*). Z y heeft zes
Pooten, gelyk gewoonlyk, doch altemaal aan
’t end dik, en de agterften zeer lang, Knods-
agtig: ook is de Gang van dit Infekt waggelende,
en ongeregeld, dewyl het dan deeze,
dan die Pooten gebruikt. Het aafl: opvliegen,
Spin-
(* ) D e Heer G I O I I R O Ï {preekt , in navolging van
l t K N i u s , ook van dit Infekt, als het Masker zynde van
de Vlieg-Wants (UPunaifc Mtucht y) zonder dat h y , o f ander
en , eenigibewys ofWaarneeming bybrengen, waar uit zulks
blyken mogte. Alleenlyk merkt hy aan, dat de Sprieten en
Snuit hetzelve kenbaar maaken.
I . Deel. X. Stuk» Z 4