V» Zak o f Blaas, daar van geformeerd, met een
A f d e e l . menjgte van Knobbelagtigheden, en het onder-
Hoopd.* Be twee zogenaamde Gallen, na dat het ge-
stu k . }le c i van geftalte veranderd is , vertoont. De
Plantluizen, die daar in huisveften, gelyken,
volgens R e a u m u r , zeer, naar de genen die
de waare Gallen van den Popelierboom bewoo-
nen: te weeten, zy zyn bedekt met een Ka-
toenagtïg Dons, dat zeer lang is en waar onder
het L y f een groene Kleur heeft, die z ig ,
als men het Dons daar heeft afgedaan, vertoont.
xxv. (25) Plantluis van de Brandenetelen.
TJrticéi,
netden^6* Op de Brandenetelen , in Duitfchland, is
door den Heer F o r s k a o l een Plantluis gevonden,
zynde van de grootften in ditGeflagt,
geheel wit en als met Borftels bedekt, van onderen
met een witte Wolligheid, van agteren
zeer ftomp. L i Nn ^eü s twyfelde, o f deeze
tot dit dan tot het volgende Geflagt t’huis te
breDgen ware. Zyn Ed. heeft niettemin daar
toe ook betrokken, de witte Bladluis op het
Moederkruid, welke F r i s c h zo omftandig
befchryft.
AtripUcUA In de tweede Druk van de befchryving der
Melde. Sweedfche Dieren, wordt thans niet alleen van
de Plantluis der Schotfe Linden gewag gemaakt,
maar ook daar by gevoegd een Plantluis van de
wilde
(is) Aphis Urticx; alba iaaata, pcftice tiuncaw. Frisch,
Inf, v u t . p. Si-,,X. 17.
wilde Melde , die aan de Zee-Stranden groeit,
welker Bladen, door dezelveu, overlangs, tot
Cylindertjes worden famengerold, waar in zig
groene Plantluisjes onthouden. Zodanige opgerolde
Bladen heb ik meermaalen aan dat Kruid,
het welk by ons op zoute Gronden zeer gemeen
is , met verwondering gezien.
Omftreeks Parys heeft de Heer G e o F-
p R O ï veertien Soorten van Plantluizen waargenomen
, die hy dus onderfcheidt.
1. Plantluis van de Olme- o f Ypeboomen.
2. — van de Eflchen, zwart en groen
bont.
3. *— ——* van den Vlierboom , geheel
blaauwagtig zware.
4. —— —— van de Eiken, zwartagtig bruin.
j . ----------yan de Schotfe Linden, groen
met zwarte Vlakken.
6 . ----------van de Linden, met de Wieken
, Sprieten en Pooten,
zwart geftippeld.
7. — van de Berken, met de randen
der Ringen van ’t Agterlyf,
zwart geftippeld.
8. - ■ ■— van het Reinevaren, bruin, met
het Agterlyf zwartblaauw, van
vooren groen.
9 - ----------van de Zuuring, zwart, met
een dwarfe groene Band.
10. -----— - van de Pruimboomen.
i i. — - — van de zwarte Popelier, Wollig.
l bïel, x. stuk, l e 2 X2.—
V.
A f d e e u
XXXIV.
Hoofdstuk.