V. T o r r e n , dewyl de Indiaanen ’er gebruik
^XVmT van maaken in huDne Hoofdfieraaden.
H oofd- De eenigfte algemeene Kenmerken, welken
stuk. 0Dze Autheur opgeeft, zyn, dat zy de Sprie-
Kemnerken. ten J^orftelig hebben en den Kop ten halve in
het Borftftuk terug getrokken. Men kan hier
byvoegen de Geftalte, die hun van de Spaan-
fche Vliegen onderfcheidt , gelykerwys de
Kleur, die doorgaans zeer fierlyk is , met een
glans van Goud, Brons o f gepolyft Koper.
.Soorten. Veelen der negentien Soorten van die Ge-
flagt, zyn Ooft- o f Weftindifche. Evenwel
vindt men ’er ank verfrhei^enc in ons Wereldsdeel.
Sommigen hebben de Dekfchilden met
een verheven ru g ; anderen hebben dezelven,
naar de tippen to e , Zaagswyze gekarteld: anderen
effen van rand. Dit heeft ze doen on-
derfeheiden in drie Artikelen.
E E R S T E A R T I K E L .
Met de Dekfchilden rond van rug»
( I ) Agret-Tor die de Dekfchilden verheven,
aan % end tweetandig en gerimpeld beeft,
van Brensklew.
16
Ëupreftis Elytris faftigiatis bidentatls rugofis, Corpore
inaurato. M. L. U. Syji. Nat.X. Gen. 184. Cantharis maxi-
itaa, ElytrisCuprei coloris fulcatis. S L o a n . Jam. II. p. 210.
T. a36. f. 1. 2. M e e . Sur. T. j-o, f, infima. G k ew ,
//»/. j f f l T. 13.
1.
Giganten.
Egyptilche
Euis.
p l .l x x vh .
Fig. r.