V.
A fdeel.
XXXVI.
H oofd»
stuk.
Soorten.
ï. '
Coccus Hef*
perïdum.
Schildluis
der Winter»
huizen»
me Stekel, die aan het Agterlyf is, daar toe
gebruik maaken.
Het voorgemelde heeft in de meefte Soorten
van deeze Gall-Infekten plaats; doch men vindt
*er onder die eenigermaate verfchillen; in zo
verre, naamelyk, dat het Wyfje zig wel valt.
z e t , maar de Geftalte van een Infekt behoudt.
Z o is het met de Conchenilje, en eenige weinige
anderen gelegen, die daarom, door den
Heer G e o f f r o y , tot een byzonder Geflagt
gebragt zyn , dat hy Coccus noemt, hebbende
den naam van Cbermes toegepafl: aan de eerft-
gemelden. Deeze beiden maaken, by L in -
NvEüs, zeventien Soorten uit, waaronder, als
gezegd is, die voornaameVcrwftoffen, de Schar»
laken-Befie van Provence ,het Poolfche Grein en.
het Weftindifche Conchenilje-Infekt, begree-
pen zyn.
Cr) Schildluis der Oranje-loomen.
Meeft komt dit Infekt, dat in de Winter-
plaatfen o f Orangeriën zeer gemeen is , op de
Citroen- o f Lirooenböomen voor, welker Stee«
len en Takken het als met Schurft bevlekt.
Men ziet het ook op den Boom die Sapindus,
genoemd wordt, en op anderen, menigvuldig ,
volgens den Heer L i n nas o s , die het noemt
5 eea
( i ) Coccus Hybernaculorum. Syjl, Neet. X» Coccus Helpe*
tidum. Faun. Snee. yzz. Aïï. Parif. 1691. p. 14. T, M,
S x t s c u , Inf XII. p. II. K S AU Mi Inf. IV. T. »,