A fdeel.
XXXVI.
H oofd
stok.
Kermt s of
Schatla'ken-
Befic.
Gebruik.
komft te beveiligen, die wy tuflchen dezelve^
en de Gall. Infekten van den Perfikboom gen
fteld hebben , zegt R e a um o r . Die van de
tweede Inzameling zitten, volgensEm e r i c ,
bykans alle aan de Bladen i zy zyn zo groot»
noch zo Kleurig niet; derhalve tot Verwftoffe
minder bekwaam, dan die van de eerfte. Men
begrypt lig t, dat een gunftig Saizoen de Infekten,
die den Winter zouden gepafleerd zyn
zonder aangroeijing , tot volkomenheid kan
brengen: even als men dit met Ibmmige Boom-
en Plantgewaflen, die dan voor de tweede
maal bloeijen en Vrugt draagen, ziet gebeuren.
De Duiven beminnen deeze Beilën, hoewel
het een kwaad Voedzel voor haar is ,* want zy
krygen ’er de Loop van en de Jongen, waar zy
het aan geeven, worden zo zwak, dat zy naauw-
lyks op de Beenen kunnen ftaan en de meeften
fterven; gelyk bekend is aan alle die Duive.
hokken daaromftreeks hebben. Moet men z ig ,
hier over, niet grootelyks verwonderen, wanneer
men in aanmerking neemt, hoe zeer. de
Kermes in gebruik is in de Geneeskunde, en
welk een rang haar toegefchreeven worde onder
de Hartfterkende Middelen? De Syroop,
die ’er van te Montpellier en elders gemaakt
wordt, immers, is de grondflag van die vermaarde
ConféHtio Alcbemes, welke men zelden
agterlaat in Hartfterkende Mixtuuren. Tegen
Hartkloppingen niet alleen , en Flaauwten,
maaf
maar ook tot het verdryven van Zwaarmoe- V.
digheid en het voorkomen van een Miskraam XXXVI*
uit verflapping, wordt dit Geneesmiddel zeer H oofd-
dienftig geoordeeld. Ook kan men gebruik stuk.
maaken van de enkele Syroop, en de Btfiën fchi^4 ea*
z e lf, gedroogd zynde, komen in het Verkoe-Befie*
lende Paarlen-Poeijer. Uitwendig wordt, door
G a L e n u s , het Poeijer van de Kermes, als
een weinig famentrekkende en niet fcberp zynd
e , tot opftrooijing in Wonden, en vooral in
de Kwetzuuren der Peezen, aaDgeradeu.
Het gebruik dat men, om rood Scharlaken Dergelyke
te Verwen, bovendien, van dit Grein gemaaktUeficn*
heeft, o f nog maakt ( * ) , heeft doen denken om
dergelyke Knobbeltjes, welke aan andere Boo-
men groeijen, ook tot dat einde, o f tot een Ge.
neesmiddel, te gebruiken. Op de laage Eik vindt
men, volgens R e a d m ü r , roodagtige Gall-In-
fekten, die wel totVerwftoffe niet bekwaam, maar
geagt worden even zo goed te zyn tot de Coh-
feElio Alcbemes als die donkerer zyn van Kleur.
De hooge Eiken leveren dergelyke Gall- M e k ten
uit; doch die wat moeielyk in te zamelen
zouden zyn. Men weet ook dat de Inwooner»
van Aleppo zekere Blaasjes, van grootte als
Ha-
Of ’ er nog heden wel zo veel gebruik van de Kermes-
Beilën rot het Verwen van Karmozyn-rood, gemaakt worde,
als weleer, zou men mogen twyfelen; aangezien men weet
dat de Conchenilje veel fchooner Scharlaken-rood uitlevert en
de Turken die zelfs , benevens Gom Lak , Draakenbloed
©n andere indifchë verwftoffen, tot het Kleuren van hun Leder,
bezigen.
i . d e e l . X- Stuk,