V.
A fdeel,
XXXÜI.
Hoofdstuk.
Duitfchland op de wilde Kaasjes-Bladen waargenomen
is door den Heer F o r s k a o l , merkt
L i n n -s u s aan» dat dezelve zeer naar die van
’t Bilzemkruid g elykt, hebbende het L y f zwart,
maar het Borftftuk t’eenemaal rood gerand ,
en de Bord , zo wel als ’t end van ’t Agter-
ly f , rood gebandeerd : de Dekfchilden zyn
Bloedrood , aan de tippen zwartagtig, hebbende
ieder op het midden een groote zwarte Stip,
en een zeer kleine by de aanhechting van het
Dekfchild.
Doktor S co po Li heeft zulke ongevleugelde
Wantsjes ook in Karniolie waargenomen,
alwaar zy niet zeldzaam zyn, en hy merkt aan,
dat de befchryving van onzen Autheur zeer
goed is. G e o f f r o y , die deeze Soort de
rooie Wants der Tuinen noemt, zegt, dat men
dezelve, omftreeks Parys, aldaar, in menigte,
en by hoopjes vindt aan den voet der Boomen.
Hoewel de meeften ongevleugeld waren, heeft
by ’er doch onder gevonden die Wieken hadden
, en dit doet my denken , o f het niet een
Verfcheidenheid zy van die van ’ t Bilzem-
kruid, waar mede zy in grootte en geftalte,
als ook in de Kleur, zo veel overeenkom!!
heeft.
Deeze Soort onthoudt z ig , in de Maand Ju-
n y , veel in ’t Gras van ons .Nederland, volgens
den Heer G r on o v i u s (*). Ik twyfel
niet
(* j A 3 . Hcivetica. VOL. V. p. 133.
niet o f zyn Ed. heeft daar mede die kleine
roode Wantsjes op ’t oog, welke aan ’t Duin
dikwils voorkomen, en die in alle opzigtende
Kenmerken hebben , welke van L in r a ïu s
opgegeven zyn.
(56) Wants die langwerpig is, rood en zwart
bont, hebbende de Dekfchilden rood, met t
een zwarte Stip.
Deeze is in Egypte waargenomen, en van
daar in ’c Kabinet van haare KoniDglykSweed-
fche Majefteit gebragt.
( 57.) Wants die langwerpig is en Bloedkleur
rig, hebbende de Sprieten, Schenkels , Snuit
en Wieken, zwart.
By S l o a n e is deeze Weftindifche Wants
afgebeeld en befchreeven, onder den naam van
„ Bofcb‘ Wants, langwerpig zynde, Afchgraauw
„ en zwart bont, op de Rug met een Sint An-
„ dries Kruis getekend” . " Zie daar dan de reden,
zo wel van den Latynfchen, als van den
Nederduitfchen bynaam.
( 58)
( 56) Cimex oblongus rubto nigroque varius, Elytxis rubris
punfto nigro. M. L. U. Syjt. Nat. X. '
(57) Cimex oblongus Sangulneus, Antennxs, Tiblis, Ro-
flro Alisque nigtis. Syji. Nat, x. Cimex fylvefttis oblongus
é cinereo & nigro variegatus , fupina parte Cruce St, Andrea:
notatus. SLOAN. Jam, II. T. 237. f. 29, 30.
I. Deel. X. Stuk.
V.
Afdeel.
XXXI1Ï.
Hoofdstuk.
Lvr.
Atgiptius,
igyptifche.
LVir. ,
Andrea.
Gekroifte.