V.'
Afdeel.
fcviit
Hoofd-
«TUK.
zekere ronde Knopjes, als die van een Leeman
der Heel- en Ontleedkundigen, in elkaü-
der gevoegd. .
DeHeerSLoANE, diedeezenTor befchryft
onder den Engel fchen naam van den grooten
Gouden Zaaghoorn , heeft doch de Sprieten,
waar van die Naam afkoriiftig is, uit de Afbeelding
weg gelaaten (* ). Zyn T o r , dien
hy van Jamaika gekreegen hadt, was twee
Duim laDg en één Duim breed. Men maakt
Baggen , zegt h y , o f andere Hoofdfieraaden >
van de Dekfchilden der Vleugelen , in de In-
diën. Iemand , die het g e z ien harte, verzekerde
hem, dat de veranderlyke groen glimmende
Kleur een wonderlyken luider gaf, by
’ t fehynen van de Z on , onder ’t danfen der
Negeren in Guinée, alwaar menze tot dat einde
bezigt.
De Afbeelding van JufFr. M e r i a n heefl
de langte van myn Pink. Hét Masker, datzy
ook afgetekend heeft, is van gedaante als een
Kwatworm, dik, week en wit, eetende de
wilde Battattes-Wortelen, die van de Men-
fchen , zegt zy , niet tot Voedzel worden
gebruiKt.
Dat men deeze Infekten ook wel eens in Europa
vindt , fchynt te blyken uit het Berigt
van Doktor Sc op o m , die gewag maakt van
een
(*) Naamelyk niet Fig. i , 2. op Tab. 136j ’t welk Spring-
liaanen zyn; maar Fig. 13 , op de zelfde Plaat,
eenEgyptifche Luis, by Triefte gevangen, en V,
aan hem gegeven in ’t jaar 1761« JfcoviU
/•n a rr» .. , 'dl , Hoofd»
i 2) Agret-Tor die de Dekfchilden verbeven, stuk.
aan ’t endJiomp, met vier witte Vlakken, 11.
en bet L y f blaauw beeft. A^viakWge*
Deeze T o r , hier t’huis gebragt wegens de
gemelde Onderdeeling, is kleiner dan degroot-
ften van dit Geflagt, die in Sweeden voorkomen.
Hy heeft de Sprieten zwart, ter langte
van het Borflftuk; den Kop zwart o f blaauw ^
met eea wit ftreepje voor de Oogen; het Borftftuk
insgelyks met een wit randje: d« De k fchilden
ook, doch geftreept, zeer ftomp, en
ieder met vier Vlakken, die overlangs geplaatft
zyn. Dc Pooten zyn blaauw met een witte
flip op de vier agterfte Dyën.
Omtrent dit Infekt ontmoet men eenige Ver».
fcheidenheden. Het is, van Kleur , blaauw,
zwart o f gebronft, njet o f zonder Vlakken.
Niet minder verfchil fchynt in de Woonplaats
te zyn , welke in de Zee aan de Kuft van *
Noorwegen, o f in de Pynboom-Boffchen van
Sweeden, gefield wordt ( f ) .
De Heer G eo F fr o y , die den naam van
Cucujus, welken de Indiaanen aan een lichtend
In-
(2) Bupreftis Elytris faftigiatis muticis, maculls quatuor
«Ibis, Corpore coeruleo. It. SCak. 2,. Ud dm. DiJJl 42.
(T) Habitat in Oceano ad Norvegiam. Syß. Nat. X. pag,
408. Habitat in Pinetis raiius, Fa*n. Suec. Ed, II. p. 212. -
1« deel. X. SrwK. A 3