V.
A fdeel.
XXX.
H oofds
t u k
JStr.tatrndraagcr.
k ort, agter aan de Rug driekantig, van Kleur
als ’t L y f dat geel is , en bedaat uit zeven o f
agt Ringen, doch van onderen zwart, met een
geelen rand aan ieder Ring. De twee hovende
Wieken, de langden en fmalden, zyn met on-
telbaare groene Streepjes doorweven, het welk
op den zwarten Grond een zeer ongewoone en
aartige Vertopning maakt. Voorts zyn die
Vleugelen gebandeerd en befprengd met hoog
geele Vlakken, welke in witte Ringetjes liaan.
De onderlte Wieken, korter, en wel eens zq
breed, zyn geheel geel, doch naar de tippen
top wel voor een derde gedeelte zwart. De
Pooten zyn g e e l, maar de Voeten van de vier
voorden zwart van kleur. De Snuit o f Zuiger,
van figuur als een E ls , ep byna zo lang als het
gantfche L y f , legt tuflchen de Pooten agter*
waards gedrekt. Men kan daar uit vermoede*
lyk bcfluiten, dat dit Schepzel van Boombladeren
le e ft , die hetzelve met deezen Zuiger
prikt, en dus het Sap daar uit haalt.
Voorts fpreekt L ijstn jE üs van de gedaante
van den Kop, die van vooren een laDgen, dunnen
, hoekigen Tromp heeft, eep weinig naar.
om hoog geboogen, en van binnen hol. D e zelve
, zegt h y , dpet dit Infekt zeer naar den,
Surinaamfchen Lantaarndraager zweemen; doch
o f die Snuit Licht'geeve in den duider, ge*
lykerwys de dikke Tromp van het gemelde,
is my onbekend, en men zou zulks nader van
• d?
degenen-, die naar de Oodindiënj reizen ,| moe- V.
ten verneemen £*). Ax x x .t *
Hoofd-
(3) Lantaarndraager met een Elswyze opvoaards STUK*
gekromde Tromp, voor aan den Kop , bet d ra le r ”'
L y f graauwagtig groen. ui.
Pbofphoret,
(4) Lantaarndraager met een fpitfe opvoaards iv.
gekromde Tromp, voor aan den Kop: bet NoS’v>^
L y f groen, de Wieken Glasagtig.
(5} Lantaarndraager met een regt uitfieekende v.
Trompa voor aan den Kop b e t L y f van LuCirnari*i
loven groenagtig, van onderen geel.
Deeze drie byzondere foorten van Lantaarn-
draagers, naad, zo ’t fchynt, met den Chinee-
fchen overeenkomdig, heeft de Heer R o l a n d
e r in Amerika, waarfchynlyk omtrent Suriname
o f op Sint Eudathius, waargenomen (*).
Uit de Latynfche Bynaamen fchynt te blyken ,
dat zy in \ donker Licht geeven.
In f
(*) Verhtndl. der Konigl. Zvieedfche Akad. voor ’t jaar
1746 . bl. 66.
(3) Cicada fronte roftratä Subulati adfcendente, Corpora
grlfeo-glauco. Syfi. Nat. X.
(4) Cicada fronte roftratä acuminati adicendente, Corpora
viridi, Alis hyalinis. Syft, Nat. X.
( 5) Cicada fronte roftratä prominente, Corpore fupra vi-
fidèfcente, fnbtus flavo. Syft. Nat. X.
(*) Hy j namentlyk, in ’t jaar 17yy, naar die plaatfêo
jffiweeft. Syft. Nat, X. pag. 2.