V.
A fdeel.
XIX.
HOOFDSTUK.
XV.
ScarabA-
fides
Toragtige.
” Dit klein Diertje, omtrent een vyfde Duims
j, lang, mag onder de zeldzaamlten van ons
„ Land geteld worden. Het is glad en glim-
„ mend zwart als G it , met de Pooten alleen-
, lyk geel. De Dekfchilden hebben fyneStree-
„ pen, die uit kleine Stippelcjes beltaan, wel-
„ ke niet dan door het Vergrootglas zigtbaar
„ zyn. De ecrfte byzonderheid van dit In-
„ fekt is , dat het vier Oógen heeft, twee
„ boven, op de gewoone plaats; twee laa-
„ ger en - een weinig meer naar agteren to e :
„ altemaal groot en zeer blykbaar. De ande-
„ re byzonderheid is , dat men, op het agter-
„ fte gedeelte der Dekfchilden, kleine uitpui-
„ lingen ziet, op Steeltjes ftaande, die ’er
„ ligtelyk afgaan , als het Diertje dood is t
, , men moetze daar op zoeken als het leeft.
„ De derde beft'aat in de gedaante der Pooten,
,, der agterfte inzonderheid; die kort en Zwaar
„ z yn , plat en breed; tot zwemmen zeer be-
„ kwaam. Het heeft de Sprieten vry dik,
„ kort, fty f, digt geringd, zo lang niet als
, den K o p , en met een byhangzel aan den
,, Wortel, op zyde
O 5) Water-Tor die verbevenrond , zwart
en zeer glad i s , met de Sprieten Draadvormig
en drieledig•
Daar zouden dus Water-Torren in ons W e relds
( i j ) Dytiscus ovalis convexus ater lxviflïnms, Antennis
filifbimibus triaiticnlatis. R o e s . In/. II. Aq. I. T, 4,
reldsdeel zyn , die met de Tweede Soort in V.
Geftalte, Grootte en Kleur, overeenkwamen, A™1 E!"
en alleenlyk door de Knodsagtigheid der Sprie- Hoofd-
ten verfchilden: aangezien de zelfde Figuüren STyK*
van R o e s e l , door L i n n a ü s , worden aangehaald.
Van deeze, ondertuiïchen , maakt
hy geen gewag in de befchryving der. Sweed-
fche Dieren.
X X . H O O F D S T U K .
Befchryving van 't Geflagt der A A R n - T o rr
e n , waar van de meejle zeer gemeen zyn in
ons Wereldsdeel.
Met regt kunnen wy aan dit Geflagt den naam Naam.
van A a r d-T o r r e n geeven, het welke
L i nn jEUs den algemeenen naam van Ca-
rabus toe-eigent: want, fchoon veeie andere
Torren, gelyk de Doodgraavers by voorbeeld,
zig ook in de Grond onthouden , vindt men
doch deeze, dewyl zy veelal niet vliegen kunnen
, altoos in o f op de Aarde, even als de
Water-Torren in het Water. Ik weet niet, .
dat men deeze ooit, in ’t byzoDder, Scbaal-
lyters genoemd heeft, en de Rupfen o f Wormen
, waar van zy meelt leeven, hebben geen
Schaal- o f Schulpagtig bekleedzel. Men zou
hun wel den naam kunnen geeven van Roof-
Torren, om dat zy jagt maaken op andere
I, Deel. x . Stu k. C 3 I r«