V* de Sprieten wel met de Bokken overeenkomen,
« S S * , doeh door de Dekfchilden grootelyk? daar van
Hoofd, verfchillen, en in de piterlyke Geftalte veel
STÜK* naar Wespen gelyken. Het Griekfch Woord
Necydalis, dac A r i s t o t e l p s vooreenVlinT
der o f Kapel fchynt te gebruiken, is daar, willekeurig
, op toegepaft. Ik geef ’e r , in navolging
van ’ t Hoogduitfche Jfter-Holtzbock
den naam van B a s t a a r d - B o k j e s aan,
die de Geftalte taamelyk wel uitdrpkt,
Kenmerken. De Kenmerken z y n : Borftelige Sprieten: de
* Dekfchilden zo kort, dat zy naauwlyks de helft
der Wieden, die voor ’t overige bloot zyn,
bedekken, en de Staart enkeld.
soouen. L iNNf i ü s geeft twee Soorten op van dit
Geflagt, als volgt.
i. 0 _) Baftaard-Bokje dat de Dekfchilden Roejl-
mS ‘-daltS kleurig ongevlakt, de Sprieten korter dan
Gloot- pet L y f heeft.
Dit Iafèkt, dat zeer zeldzaam voorkomt in
Sweeden, en agtmaal zo g ro o t, dat is eens zo
lang was , als het volgende, hadt de Sprieteq
half zo lang als het L y f en zwart, doch by
den Kop Roeftkleurig, gelykerwys de Voelert*
je s ; dep Kop zwart 5 als ook het Borftftuk,
piet
( i l Necydalis Elytris ferrugjneis immaculatis , Antennis
porpore btevionbus. SyJ). Nat. X. Gen. 190. Musca-Cetami,
byx major. Sch a e ï ï , Mono gr, vjsi. fig. i , i.Inf,iy6+,
met een verheven ftompe punt op zyde. De
Pekfchilden waren niet langer dan het Borftftuk
, ovaal, donker Roeftkleurig , een weinig
rpig, glanzig, gerand. Het L y f , naar dat der '
Langpooten gelykende, was langwerpig, egaal
van breedte, zwart, en beftondt uit v y f Geledingen
o f Ringen: het Borftftuk was bultig
en zwartagtig: de Pooten Roeftkleurig, met
de agterften aan de top der Dyën zwart.
L i nnieus hadt hier toe betrokken, dat In*
fek t, het welke S c h a e f f e r , onder den
naam van Groote Bajiaard-Bok, in een Brief aan
den Heer R e a ü m u r heeft befchreeven en
afgebeeld ( * ) ; zeggende dat dezelve, in geftalte
eq grootte, zeer veel gelykt naar den
Mannetjes Boorwesp o f Ichneumon van Lap*
land, die van gemelden Heer ( f ) ; gelyk ook
door R o e s e l , afgebeeld is onder den naam
van Groote Houtwesp ( § ) , en van onzen Au-
theur voorgefteld wordt met den bynaam van
Rjeus ( 4-). By eene oplettende befchouwing,
egter, blykt genoegzaam, dat ’er dit Baftaard-
Bokje zeer verfchillende van is; inzonderheid
tep opzigt van de Wieken: waqtdaarde Lap-
Jandfche
(*) In zyn \Aihanil. Regensburg 1754. VII. Vertoog. Onder
den naam van p. 389.
(t) Mem. des Inf. Tom. VI. P. 2. Tab. XXXI, Fig. y.
(§) II. Jïamïuns tree J|ummeïn öafe
Tab. yin.
(i) Ichnci^mon gigas. Syft. Nat. X. p. j6o. Gen. 214,
N. I.
I. pust, X. STUK. F 5
V.
Afdeel,
XXIV.
Hoofdstuk.