V. Met. reden kan men deeze de Smalle noemen,
ff* hoewel aderen ’er , niet onaartig, wegens de
Hoofd- Geftalte, den naam aan geeven van Water-
s t u k * Griffioen: want de Voorpooten gelyken eenig-
zins naar die der Grypvogelen. Van G e o f -
f r o ï wordt dezelve, met de gewoone Water-*
Scorpioen, in één Geflagt betrokken, cdS w a m »
m e r o a m onderfcheidt hem daar van alleenlyk
door de grootte , hoewel de Geftalte zeer ver-
fchilc. Niettemin zou F r i s c h , indien R h e .
d i geen Eijeren in de langbeenige Water-Scor-
pioen gevonden had , dezelve , dat vreemd
fchynt, voor het Mannetje van de gewoone
o f Afchgraauwe, die hy de breede noemt, heb.
ben aangezien.
De-langt e, tan dit Infekt, isfgewoonlyk meer
dan een Duim, en de breedte maar ééneLinie;
zo dat het zeer lang en frnal is van L y f , ver-
toonende zig nog langer wegens de twee by-
hangzels, agter aan, die omtrent drie vierden
Duims haaien ; des de geheele langteongevaaf
twee Duimen is. De Kop, die zeer klein is,
beftaat grootendeels uit twee zeer uitpuilende
Gogen, benevens een fpits, zeer feherp, Snuitje
, dat van het Infekt, zeer dikwils, neder-
waards geboogen wordt. De twee Voorpooten,
komende van de vereeniging des Borftftuks
met den Kop , beftaan uit drie ftukken, waar
van het uiterfte, Haakswyze, zig ombuigt als
de Kreeftfchaaren. De Dekfchildcn, die de
Wieken bedekken, leggen kruislings over ’c
Agterlyf, dat van boven rood is. D e vier andere
Pooten, welke, gelyk die der Langpooten
o f Glazemaakers, zeer lang en dun zyn, komen
van ’t Borftftuk a f , en hebben ieder aan
\ end twee kleine Klaauwtjes, terwyldeVoet
maar uit één Lid beftaat, gelyk in de gewoone
Water-Scorpioenen.
De Heer G e o f f r o y merkt ten opzigtvan
deeze twee, doch inzonderheid, z o ’tfch yn t,
ten [opzigt van de langbeenige o f fmalle aan ,
dat derzelver E itjes, die langwerpig zyn , en aan
*t end twee o f meer laDge Draadjes o f Haairtjes
hebben ( * ) , op een zonderlinge manier van dit
Infekt geplaatft worden in de Steelen o f Bladen
van Biezen o f andere Waterplanten; zo dat de
Haairtjes daar buiten uitfteeken, waar aan deeze
Eitjes gemakkelyk te vinden zyn. Zodani-
ge Steeltjes kan men in Water bewaaren, en
dus de Water-Scorpioentjes, o f ten minfte derzelver
Maskertjes, in Glazen doen uitkomen,
om derzelver Levensmanier en Verandering
waar te neemen. Hun Voedzel beftaat in andere
Waterdiertjes, welke zy doorbooren en
uitzuigen o f verfcheuren met hunne fcherpe
Snuit, terwyl zy dezelven vafthouden met d§
Nypers, die ’er den naam aan geeven.
X X X I II.
(*) Dit zyn die puntjes waar van ik hier voor, uit S w a jw -
m e u d a m , gewag heb gemaakt. Z ie bUdz. 503.
I. De e l . X. Stok.
A fdeei..
XXXII.
H oofd- >
STUK.
De Eitjes;