V.
A fd e e l .
XXXIV.
L oofd*
TJJK.
zulks, door de famenvoeging der Bladeren,
hun een verfchuilplaats geeft. Immers het is
klaar, dat de Luizen van dit Gewas niet rondom
den Steel, gelyk in de Vlier en anderen, zig
neerzetten, maar aan de eene zyde , en wel
aan die, naar welke de Steel zyne ombuiging
maakt. Op Planten, wier Bladen fmal z y n ,
wordt hier door dikwils een foort van Roos
geformeerd, gelyk op de Wilgen; op anderen
een foort van Bol o f Appel, gelyk men
dikwils zodanigen waarneemt aan de toppen
van de Takjes der Aalbeffeboomep , die ’er
fomtyds ook geheel door omgekromd zyn : o f
een foort van Zakswyze Blaazen, wanneer ieder
Blad op zig ze lf zig fluit, het welk meermaals
plaats heeft in de zwarte Popelier. Van ’t een
en andere geeft Fig. 3 en 6, op Plaat LXXXII.
een denkheeld.
De omkrommingen, die de Plantluizen aan de
Bladen van verfcheide andere Boomen of Gewaf.
fen veroorzaaken, zyn dikwils op andere manieren
, en veel ongeregelder van form. Som.
wylen vindt men, op een zelfde Boom, alle
verfchillendheden, welken ten dien opzigte in
de gedagten kunnen komen. De Pruimboom
levert dikwils deeze Vertooning uit, die vafi
een zeer eenvoudige oorzaak afhanglyk is.
Wanneer, naamelyk de Luizen, daar o p , zig
hechten aan Bladeren, die reeds te Ityf geworden
zyn tot de oprolling, worden dezelven
alleenlyk een weinig omgekruld , terwyl de
jonge
jonge Bladertjes en de toppen van de Takjes, V.
door haare teêrheid, zig op allerley manieren x x x w '
laaten buigen, en , omkrommende, dezonder- Hoofd-
jingfte figuuren aanneemen. Veeltyds vindt
men de jonge Bladen van dien Boom, alleenly
k , wederzyds, tot aan het middelribbetje
toe , opgerold, om deeze Infekten te huisvesten.
De Bladen , die vlak gebleeven zyn , ziet
men fomwylen bedekt met een menigte Plantluizen
, welke allen te g e ly k , nu en dan, het
agtcrfte om hoog heffen, en anders geen be-
weeging maaken. Ik fpreek nu niet van Knob-
belagtige Uitpuilingen of Schurftigheid der Bladen
in de Aalbcffen- en Peereboomen, noch
van de Gallen o f ronde Uitwaffeo op de Bladen
van eenige Planten, die meeftendeels veroorzaakt
worden door Infekten, welke tot een
volgende Geflagt bchooren.
Indien alle de Plantluizen zig dus verfchoo- . voome*.
len, zou men mogen denken, dat de zorgvuldige
Natuur derzclver Voortteeling, die een
Onderwerp van zo veel verwondering is geworden,
had willen verbergen voor het Oog
der Menfchen. Dat gedeelte, in tegendeel,
’t welk de voortbrenging der Jongen o f Baa-
ring betreft, is in haar, veelal, zo zigtbaar,
zo kennelyk en gemeen, dat men daar uit aanleiding
genomen hadt, vanze te houden voor
Hermaphrodieten of zodanige Infekten , welke
de Paaring niet behoefden tot de VoortteeÜDg;
dewyl men in alle, die tot volwaffenhcid ge-
De e l . x. stuk. B b ka*