V.
A fdeel.
XXXVI.
Hoofd'
STUK,
worden; als in Kleur zeer naar Boomfchors
gelykende.
De andere Soort, niet minder klein, wordt
door gemelden Heer tot de Pro• GalbInfekten (*)
t’huis gebragt, en door G e o f f r o y , derhalve,
tot de Conchenilje betrokken. Men vindtze
ineen: in de mikjes der Takken , doch Ibmryds
ook tegen de Takjes z e lf aan. In de Maanden
Juny en July, wanneer zy tot de volle
grootte zyn gekomen, wordt men, met het
bloote Oog, niet meer dan een klein Eyrond
Klompje gewaar, liegt bruinrood van Kleur,
en omriDgd met een wit Katoenagtig Koordje
o f Kabeltje. Dat roode Klompje is het Lig*
haam zelf van het Diertje , ’t welk men aan de
Ringen, die nog zigtbaar zyn , met een Vergrootglas
ontdekt, want het geheele L y f is
maar een Linie lang. Het legt in de gemelde
Wolligheid als in een Neftje, daar het zorg
draagt voor de Voorcteeling. Dé Heer R e aü.
u u r beweert, dat hetgeen Eitjes legge, ge-
lyk de Gail- Infekten, maar leevende Jongen
werpe; doch de Heer G eof froy verzekert,
dat hy zo wel Eitjes onder deszelfs Lighaam gevonden
he e ft, als onder dat van alle anderen
( f>
(8 ) Schild.
(*) Vit Woord betekent zo veel als BaßaarcL Gail- Infekten
: want zy hebben veel Kenmerken daar van, doch eenige
Eigenfchappen, die hun byzonder eigen zyn: gelyk hy dif
jself verklaart
(!_) Hiß, des Inf, env, Pa/is, TOM. I. pag. j i3.
(8) Schildluis der Hazelnootenboomen.
A fdeelt
XXXVI.
Hoofdstuk.
VIII.
Coryli•
der Haze-
Deeze Soort behoort tot de genen, die in ’t
eérft wel Schuitswyze langwerpig zyn, doch
in ’t vervolg als de Kermes rond moeten wórden.
Z y zyn alsdan zeer moóy van Kleur >
byna Citroengeel, met róodagtigé Vlakken ge- 1?ia,:ea*
tekend, en hebben als een Bekje , daar de
Spleet is, door welke z y , waarfcbynlyk, be-
vrugt moeten worden. De Eijertjés, daar zy
vol van zyn, doen hun naar een Doosje mét
Zand gelykeh. De Jongen zyn roódagtig, mei:
Sprietjes én twee puntjes aan het Agterlyf zigtbaar
, wanneer menze met een Vergrootglas
befchouwt.
(9) Schildluis der Lindeboomen.
Op de Linden Onthoudt zig een dergelyke
Schildluis , in Geftalte weinig van die der Ha-
zelaaren verfchillende*
(10) Schildluis van de Jteekende Palmt voier
Schulp met agt Schildjes omringd is,
CoLUMNA fpréekt van een Soort van Schoteltje
of Klipkleevef tje, dat hy een Kwaal noemt
van de Myrthèboomen ; hebbende de gedaante
Van een Landfchildpad, uit hoekige Tafeltjes
ia*
O ) Coccus Coryli. R é a ü M. I*f. IV. T. 3. f. 4. Io.
(9) Coccus Tilis- R e AU m. Inf. IV. T. 3. f. 1-3.
(to) Coccus Rulci, teftS ofto clypeolis cin&i. Syji. Nat
X. Lepis nova f. Myrthi morbus. C o l u m n . Purf, 15.
Ï7. Lepas telfèllata. KLÉIN, Oftr. 116,
. I. DEEL. X, STUK. Hh
lx ;
der Linden*
■
1 m
w Ü
m m m
x ;
Ruscl.
van de ftee»
kende J? ai its!p! i
f®