V. wordt, en dienen kunnen , ’t zy als Zuigers, ’ t
A f d e e l . z y a i s Spieren tot inkorting en verlanging
fiooFD. van dit Werktuig.
s t u k » ’ ’ Indien de Snuit, die wy komen te onder-
,, zoeken , ( ’t zyn zyne Woorden,) aan ons
„ Infekt ontbrak, zo zou men ’er een andere
,, aan geeven. Het end van zyn Kop loopt in
„ een dikke Vezel uit, welke door de plaat-
„ zing zeer gelykt naar de gewoone Snuiten ,
„ en in langte daar mede overeenkomftiger
„ fchynt te zyn. Dit Deel legt op het agter-
„ end van de Snuit, in een Geutje, d at, als
„ ’tware, uitgehold is, om het in te neemen,
, , en men kan het niet dan door opligting in
„ zulk poftuur houden, gelyk het zig in Fig.
, 5. vertoont. Miffchien zou men kunnen ver-
, , moeden, dat hetzelve dient om ’t Vogt, het-
, , welke door de groote Snuit ingezoogen is ,
* ,, op te flurpen, en ter beftemder plaats te
„ brengen. Hoe ’t z y , meD moet bekennen
„ dat het Werktuiglyk Geftel, hetwelke dient
„ tot voeding van dit Infekt, veele byzonder-
„ heden heeft, en een zeer kondig maakzel
j , onderdek, inDeelen, die ons, door de klein-
„ heid, het Oog ontglippen
” De beweegreden, die de Mieren hebben om
, , de andere Plantluizen op te zoeken , is ook
„ de gene , die haar deeze naloopen doet.
„ Zy werpen, door haarAgterde, een Water
, , u it, dat waarfchynlyk Suikerig is; ten min-
„ de is het zeker, dat de Mieren fmaak daar
,, in
„ in hebben. Ik heb een Mier een druppel V.
„ daar van zien inzuigen, welke de Plantluis XXXIV.*
uitwierp , en die nog aan haar Agterde zat: H o o f d .
de Mier liet niets daar van over.
(21) Plantluis van de Pynboomen.
XXI.
Fini.
Deeze, 'onthoudende zig op de wilde Pynboo- ^ ] nbo°'
men in Sweeden, heeft de Aanhangzeltjes, die
in fommigen, gelyk in de laatde Soort, geheel
ontbreeken, zeer kort.
im
çÊÊ>
mi
(22) Plantluis der Wilgen. XXII.’
Salie is,
der Wil- Op deeze Soort delde de Heer LYONNETgenr
zyne voorgemeldeWaarneemingenf in’twerk,-fiiiadz.397.
waar door hy, gcvallig , tot de Ontdekking
kwam van de Paaring der PlaDtluizen. Dezelve
onthoudt zig op verfcheide foorten van Wilgen.
Zy heeft het L y f aan den grooten kant
en zwart, met vier witte Stippen op de Rug
en aan de zyden met een menigte van witte
Streepjes getekend. De Sprieten zyn half zo
lang als ’t L y f , en de Hoorntjes, op ’tAgter.
ftc , fchoon Goudgeel.
fz 'ï'i Plantluis van den Ratelaar. xxnr.
V Populi.
Op de Bladen van die foort van Popelieren, Rade
Ratelaar genaamd , onthoudt zig deeze,
wel-
( t l ) Aphis Pini Sylveftris. Faun. Suec. 7 1 * .
( t i Aphis Salicis. R. E A u M. /«ƒ.111. T . t l . f. 1 .
( t l ) Aphis Populi trcmulx. Syfi, Nat. X .
I . De e l . X. s tu k .
m
•liïHÏ'
i»
t t