V. ne roode Diertjes voortkwamen, dat zekerlyk
XXXVL SchildluisJ'es zyn geweeft. Hy hadt de Man-
H o o f d - netjes van dit Infekt, dat groen* en Goudkleu-
STUK. rjge vliegjes waren, ontdekt.
xnr. (13) Schildluis der Wortelen van Duizend*
Folsr.icus, v
F o o i fc i i graan.
G r e in , _ •
Aan de Wortelen van een overwinterende
foort van Knawel o f Duizendgräan, o f ook van
eenige andere Kruiden, groeit, in fommige
deelen van Europa, zeker Korreltje, dat men,
dewyl het veel in Poolen gevonden wordt ( * ) ,
den naam geeft van Poolfch Grein. F r i s ch
heeft daar van, om dat het tot Verwftof gebruikt
wordt, gewag gemaakt onder den naam van
Hoogduitfche Conchenilje, geevende de Afbeelding
van het Kruidje en hoe het aan de Wortelen
groeit, als ook van het|Infekt, zö gevleugeld
als ongevleugeld, waar door dit Grein voortge*
bragt wordt. Hy fchryft den oorfprong, daar van,
aan zeker Wespje toe ,het welk in den Grond zou
kruipen en de Wortels fteeken, leggende daar
in een Eytje: waar uit blykt, dat hem de ei*
gent-
C i s ) C o c c u s rad ic is S c le ra n th i p e ren n is . Syft. Nat. X . C o c f.
,f c u s R a d ic um p u rp u r e u s ,. Taun. Saec. 7 2 0 , P o ly g o n um C o c c i .
f e r um , C a m f .k . Epït. 6 9 1 .B A U H . Pin.' 2 8 1. B AU H . Hiß. I I I ,
p . 3 78. B R E Y N . E , N. C . 1 7 3 1 . R E A U M . In/. I V . p . T«
R U P P . Jen. 85. F r i s c h . Inf. V . p. 6. T . 2 , A 3, Upf.
I 7 + 2 . p . > 4 . T . I.
(*) H e t g r o e i t , b y R o f t o c k , aan d e W o r te le n v a n h e t
D u iz e n d g r a a n {Scleranthus perennis L l N N i E l , Herniaria
of Knawel, ) o v e r v lo e d ig . B u r c h a r d , JEpiß, ai Liltp,
Ï 7 + 7 . A f t . U p f, 1 7 4 2 ,
o E S c h i l d l u i z e n . 4X5
gentlyke Huishouding van deezc Infekten on- V.
bekend is geweeft. A fdeeu
De Heer R e a u m u r , die dergelyk Schar- H o o f d -
laken - Grein aan de Wortelen der Planten, in stuk.
Vrankryk, niet hadt gevonden ( * ) , maakt van
de Waarneemingen van den Dantziker Heer
B R ei Ni us gebruik , om de Hirtorie daar van
te verklaaren. Die Heer, zegt hy , noemt
hetzelve Kermes der Wortelen, om het van de
Kermes, die aan de Boomen groeit, te onder-
fcheiden: alzo het zeer naar de gemelde Schar-
laken-Beiiën vanj Provence] gelykt. Sommigen,
evenwel, zyn niet grooter dan Papaver - Zaad,
anderen van grootte als Peperkorrels: men vindt
’er aan fommige Planten maar twee, aan anderen
wel veertig, en fömtyds digt by den oorfprong
van de Steel o f Stengetjes. Hy nam
waar, dat hier uit Wormpjes voortkwamen,
met zes Pooten , die Eytjes leiden , onder
zekere Wolligheid, waar in het L y f veranderde,
verborgen, en als met een Dak bedekt; welke
kleine Infekten, zo gevleugeld als ongevleugeld,
voortbragten: doch de eigentlyke Vervorming
van deeze Infekten in de gedagte Greintjes ,
was nog niet opgehelderd: zo dat daar van , •
door den Heer R e a u m u r , flegts by gilling
ge-
(*) G e o i i r o ï v o n d t h e t o o k om f t r e e k s P a r y s n i e t ,
d o c h h em w a r e n e en ig en g e b r a g t , d ie m e n ’e r o n tm o e t e n
v e r z am e ld h a d t : d e s d i t G r e in o o k v an h e m , o n d e r d e n
n a am v a n Purpere Kermes der Wortelen , t o t d e Inthgenä
b e t r o k k e n w o r d t . Hiß. des Inf. b l. 5 0 4 .
1. Deel. x. Stuk, Hh 3