V- tragten de Iadiaanen huo, d oor Vuur en Rook ,
^ debl. te beveiliSeQ* zy ° de kleine Vogeltjes
Hoofd- zeer gretig naar deeze Infekten, die boven-
stuk. ,jjen (joor ander Ongediert vernield worden:
Ctmchtmije. ZQ ^ ^et Landvolk de handen vol wcrks daar
aan heeft.
Geftaite. Omtrent de eigentlyke Geftalte van deeze
Infekten is men tot nu onlangs in merkelyke
onzekerheid geweeft. Sommigen hebbenze by
de Tekken o f Hondsluizen vergeleeken; doch,
hoewel de figuur niet veel daar van verfchilt,
komt de grootte meer met die van de ge-
woone Weegluizen overeen, by welken Pater
P l ü m i e r hun vergelykt. In ’t jaar 1756
yverdt zodanig een Infekt, door den Heer Ro»
LAN d e r , levendig overgezonden in den A-
kademie-Tuin te Upfal, waar op L i nn j e u s
de Geftalte aldus befchryft. „ Het L y f is plat,
„ W o llig , met dwarfe Rimpels, en de zyd-
„ randen van de Rug wederzyds dubbeld;
„ waar van de bovenfte kortft: de Buik Pur-
, , perkleurig: de Bek een Elswyze Stip, uit
„ het midden van de Borft: de Sprieten Els.
„ vormig, een derde korter dan het Lyf : de
„ Pooten kort en zwart.”
Het Man- Onder dit alles was een diep ftilzwygen by
netje of viie-jg Autheuren, aangaande het Mannetje van
gena Inlekt ^ n
ontdekt, de Conchenilje. Dit deedc den Engellchen
Heer E l l i s , weinig Jaaren geleeden, beiluiten,
gebruik van gaa-maaken, deeze duifterheid ook eenigermaa«
te komt op te heldeien.
ten, om een Vertoog in te leveren aan de Ko- V.
ninglyke Sociëteit van Londen , waar in zyn
Ed. Berigt en naauwkeurige fterk vergroote Hoofd.
Afbeeldingen g eeft, zo van de Mannetjes als STUK*
Wyfjes Conchenilje-Infekten. Ik za l, het gene Conchtntl^'
ons Onderwerp betreft, daar uit mededeelen (*).
„ Hoorende, zegt die Heer, dat dit Infekt
,, in groote overvloed voortteelt op de gemee-
„ ne Vyg-plant ( f ) , die een inboorling is en
„ zeer menigvuldig groeit in Georgie en Zuid.
„ Karolina, zo wel als op de Mexicaanfche
»» Vyg-plant ( § J , die reeds veele Jaaren gelee-
„ den ingevoerd is op Jamaika; zo verzogt ik
„ meteen Brief Doktor A l e x a n d er G ar-
„ d e n , van Charles-Town in Zuid*Karolina,
„ 'my eenige Leden toe te zenden van de ge-
„ meene Vyg-plant, met de Infekten daar o p ;
„ het welk hy deedt in ’t laatfte van het jaar
, 1757. Deeze Monfters waren vol van de
„ Neften van dit Infekt, waar op het zig ver-
,, toonde in zyne verfcheiderley ftaaten, van
„ den allerkleinften a f, wanneer het her- en
, , derwaards loopt, tot den ftaat wanneer het
,, vaft z i t , bewonden in een fyne W eb ,w e lk e
„ het om zig heen fpint.
„ Om
(*) Zie Phil. Tranfaïï. VOL. LIt. P. i, for 1761. pag.
£61.
( I ) Caftus Opuntia. LiNN. Spec. Plant. Opuntia vulgo
Herbariomm.
(§) Caftus Cocciniliifer. Id. Opuntia maxima folio oblon»
go lotundo Sloan.
I. DEEL. X. STÜIC,