V.
A fdeel,
XXVIII.
‘H oofd .
STUK.
XXXV.
Fafiigiatus,
Getopte.
XXXVt.
Coriaceus.
Lederagtige.
XXXVIX.
ViridiJjimus.
Groote
Groene.
en rond , de Dekfcbilden korter dan de
helft van ’t Agterlyf, de Wieken zwart
beeft.
De Dekfchilden, die in deeze de langte hebben
van het Borftftuk, zyn langwerpig o-
vaal.
C35) Sabel - Springhaan, die het Borftftuk effen
en rond, de Dekfchilden ovaal, de
Wieken '\geknot, de Stekels der Schenke-
kelen Draadagtig beeft..
In deeze zyn de Stekels aan de Schenkelen
langer dan in de anderen.
(36) Sabel - Springhaan, die het Borftftuk efi
fen en rond, de Dekfchilden Lederagtig
heeft, de Wieken bleek, de Sprieten zeer
lang.
Deeze heeft het L y f groot, van Kleur als
Zeemleer; de Dyën rond.
Cs7) Sabel - Springhaan, die bet Borftftuk rond,
de
( is ) Gryllus Tettigonia, Thorace rotundato Ixvi; Elytris
oratis, Alis truncatis, fpinis Tibiarum Filiformibus. M. L,
U. Syji. Nat. X.
(36) Gryllus Tettigonia, Thorace rotundato hevi; Elytris
coriaceis , Alis pallidis, Antennis longiffimis. Syfi,. N a t.X .
Cs7) Gryllus Tettigonia, Thorace rotundato, Alis viridibus
inmaculatis, Antennis Setaceis longiffimis. Syfi. Nat. X. Lo-
eufta major viridi*. F r i s c h . Inf. XII, T, 2. f, 1. Roes,.
Inf. II. Gryll. T, 10, 11,
■ de Wieken ongevlakt groen, de Sprieten V.
Borftelagtig en zeer lang heeft. XXvTll"
Hoofd-
Alle de voorgaande Springhaanen van dit Ar- stuk.
tikel zyn uit de Indiën afkomftig: wy gaan
thans over tot de Europifchen, die tot hetzelve
behooren. Hier onder i s , wegens zyne
groote, de aanmerkelykfte, die yan F r i s c h
de groote groene Springhaan geheten, en onder
deezen naam befchreeven wordt, niet alleen,
maar ook, gelyk by R oes e l , afgebeeld.
Men vindt dezelven jaarlyks, doch zeldzaamer
dan de volgende Soort, door geheel Europa ,
en het zyn de genen niet, die de grootfte fcha-
de doen, maar een andere Soort, welke kleiner
is en den naam voert van Overvliegers o f
Trek - Springhaanen , gelyk wy vervolgens zien
zullen.
Deeze groene Springhaan heeft de langte van Geftaitcv
omtrent twee Duimen: zyne Sprieten, uit een
menigte van kleine Ringetjes famengefteld, zyn
laDger dan het L y f en zeer dun. Het Borftftuk
van boven plat, buigt zig op zyde met een
fcherpen hoek, en maakt, agterwaards, een
breede lip. De Dekfchilden, lchoon groen
van Kleur, zyn een derde laDger dan het Lyf.
Het Wyfje draagt, aan ’t end van ’t Agterlyf,
een Soort van Dagger, die op zyde plat, regt
en lang is, beftaande uit twee Plaatjes, die ’er
de geftalte aan geeven van een Degen of Houwer.
I Deel. X. Stuk. Dee*