V.
A fdeel.
XIX.
H oofdstuk.
XII.
Maculatus,
Gevlakte.
XIII.
Minutus.
Klein,
(12 ) W a te r -T o r die Eyrond en zwart is,
hebbende het BorJIJluk zwart met een
bleeken band, de Dekfcbilden wit gevlakt.
Het L y f van deezen heeft de grootte van
een Komkommer-Zaadje. Hy is , onder de
kleinen alleen, door den Heer G u o n o v i u s ,
als in onze Graften o f Slooten en Rivieren
voorkomende, aangetekend.
(13 ) Water-Tor die de Dekfcbilden bruin
heeft, by het BorJIJluk en op zyde bleek,
bet BorJIJluk ongevlakt geel , bet L y f
Eyrond.
Dit Torretje behoorde naauwlyks dien by-
naam te voeren; dewyl het grooter is dan de
Elfde Soort. Het heeft de Dekfchilden met
naauwlyks zigtbaare Stippen bcfprengd.
Doktor S c o p o l i vondt een W a te r -T o r retje
, dat hy, met reden, zeer klein noemt, in de
Poelen van Karniolie overvloedig. Het geleek
veel Daar een Goudhaantje, zynde naauwlyks
een Linie lang en zwart van Kleur (*).
D E R -
( n ) Dytiscus ovatus niger, Thorace nigro fascia pallid!,
Elyttis alho-maculatis. Ud dm. D i J 43.
(13) Dytiscus Elyttis fuscis bafi lateribusque pallidis, Tho-
race flavo immaculato, Corpore ovato. Syjt. Nat. X,
(* ) Dytiscus minimus, Enttm. Carnitl. p. j s ,
D E R D E A R T I K E L , v#
^ A fdeel.
XIX
Die de Sprieten Knodsagtig hebben. ho ofd stu
k .
(14 ) Water-Tor die Eyrond en glad is, met Xiv.;
de Sprietjes korter dan de Kop, en Jlomp.
Gevoeglyker kan men dit Draaijer noemen,
dan Zwemmer, dewyl het deeze Eigenfchap
met de anderen gemeen , en die byzonder
h e e ft, van op het Water aartige Cirkels te
befchryven, rerwyl het langs de Oppervlakte,
zeer vlug, loopt; zodanig dat men veel moeite
heeft om het te vangen : want het duikt
fchielyk weg. De Heer G e o f f r o y brengt
d it, als de eenigfte Soort, te voorfchyn in een
Geflagt, waar aan hy den naam van Gyrinus,
in ’e Franfch Tourniquet, geeft. Sommigen
hebben het de Watervloo genoemd, en de Sma-
landers heeten het Watten-Bagge. R oes el '
heeft het ook befchreeven, en de Heer K a l m
vondt dit Infekt in Amerika. In Karniolie is
het Koperig bruin, en niet zwart , gelyk men
het in Sweeden, by ons, en omftreeks Parys»
vindt. Zie hier de befchryving, welke gemelde
Franfchman daar van geeft (*).
” Dit
(14) Dvtiscus ovatus glaber, Anteanis Capite brêvioribus
obtufis. Faun. Suec. $jz. Scarabsus niger fupra Aquatn velo-
citer drcumnatans. PIT. Gast. t. 13. f. 9. Scarabams Aqiiati*
cus fubrotundus, e coemleo viridi fpleadente undique tin&us.
R a j . 87. n. 9. R o e s . App. I. p. 195. f. 31.
' (*) Hiß. des Inf. env. Paris, Tom. I. p. 194»
I. DEEL X. Stu k . C 2