4 1 6 B k s c h r y v i n q v a n
V* (6) Plantluis Wilde Krijlus- O ogen.
Afdeel»
XXXIV. De Plantluizen, op die Kruid, dac aan de
stok.* kanten der Wegen en Wateren, in Zandige
vi. Landftreeken van Holland, vry gemeen is ( * ) ,
•k^Kriftts- voorkomende, hebben een glimmend zwarte
Oogen. Kleur, als o f zy gepolyft waren.
T ldi. (7 ) Plantluis van de Vogelkerfen.
van de vogelkerfen.
Volgens den Soortelyken bynaam van onzen
Autheur, behoort dit Infekt tot de zogenaamde
Wilde of Vogelkerfen, die by trosjes groei-
jen, en niet eetbaar zyn o f gegeten worden
van den Menfch ( f ) . Deeze Boom, naamelyk,
wordt voorden Padus van T h e o p h r a s t ü s
aangezien. D ie , evenwel, waar van R e a o »
m ü r de aangehaalde Afbeeldingen g e e f t ,
kwamen op de Pruimboomen voor, welke ei-
gentlyk deezen naam voeren. Ook heeft de
Heer d e G e e r , in Sweeden, zyne Waarnee-
mingen omtrent de Paaring der Plant-of Boom-
luizen, waar van voorheen gemeld is ( § ) ,
voor-
(6) Aphis Lychnidis dioic*. Sy/t. Nat. X. Aphis Cucuba-
li. Faun• Suec. 719.
(V Lychnis fylveftris , feu Aquatica , purputea fimplex.
C. B. Pin.
(7) Aphis Pruni Padi, Syfi. Nat. X . R E a U m, Inf. UI.
t . Z3. r. 9,10.
( t ) Cerafus raeemofa fylveftris, fruftu non eduli. C. B.
Pin.
('§) Zie bladz, 398', hier voor, en Uitgez. Verband. V.
D e e l . bladz. iss > enz.
voornaamelyk in ’c werk gefield op die der V.
Pruimeboomen. x x x lv ^
Van alle verfcheidenbeden , welke in de Hoofd-
verandcring van de figuur der Bladen door ge* STÜK*
melde Infekten plaats hebben , levert deeze van de
Boom , zegt R e a u m u r , voorbeelden uit, ^ren.nb°°’
die van zeer eenvoudige oorzaaken af hanglyk
zyn. Wanneer zy zig neerzetten op een Blad,
dac reeds tot zyne grootte en vaftheid is gekomen,
zo blyft deszelfs figuur onveranderd;
maar als de Bladen, waar op zy zig neerflaan,
rog jong en teder zyn; gelyk in ’t Voorjaar,
wanneer de Boom eerfl Bladeren krygt; alsdan
ziet men aan denzelven byna niets dan
zulke Bladeren, welke aan twee kanten , bin-
nenwaards, naar de middelrib zyn opgerold,
en waar binnen zig eenige Plantluizen gehuis-
veft bevinden. Op die Bladen, in tegendeel,
welke vlak gebleeven z y n , bevinden zy z ig ,
hier en daar, ook in menigte, en deeze ziet
men, van tyd rot tyd , allen te gelyk o f agter
elkander, het agterfte om hoog heffen, ruftende
dan alleenlyk op de twee voorfte Pooten;
waar in alle haar beweeging fchynt te beftaan*
Waarfchynlyk zal dezelve dienen, om te fter-
ker te kunnen zuigen, doordien zy dus, met
de Snuic, dieper in het Blad doordringen.
(8) Plantluis van de Rooze-bocmen. vrrr.
l j I N* van de Roo*
(8) Aphis Rofie. Syjl. Nat. X. R e a Um. Inf III. T. *i,«-boomen.
f. i-4.
I. DP-f.l . X. Stuk. D t j