V*
A fDEBIi»
XXII.
Hoofu»
STOiC.
tli
fifxj&lis.
^oodlyvige.
wrichten van zyne Pöoten , dat de Handen be-
fmet. Dit V o g t, dat fcherp en rterk van Reuk
is , geneert, volgens het Berigt van G l a ü b e r ,
de fleepende Ziekten; het komt de Toevallen
vo o r, van ’t Graveel o£Podagra, maakende
fomtyds Ontlafting van boven en van onderen,
doch gemeenlyk door Wateren. Men moet
het niet beginnen te gebruiken, dan by weinige
droppelen teffens: want het is een vermo.
gend Middel, dat meer dan anderen heeft van
de brandende eigenfchap der Spaanfche Vliegen.
Het Poeijer van deeze Torren wordt
aangeprcezen tegen den Beet van een Dollen
Hond., Men heeft ’er eens twee Kinderen , die
gebeeten waren, twee van ingegeven, na dat
men 9er de Koppen had afgedaan, en zy genazen
; doch hadden zeer benaauwd geweert en
Bloed gewaterd.
(2) Mey-Tor die ongevleugeld is, met de R ingen
van ’t Jgterlyf, op de Rug, rood.
F r i s c h maakt van Mey-Wormen gewag,
die een Goudkleur, met groen en rood ge.
jnengd, ftreepswyze over ’t L y f hebben; doch
zy zyn van eenerley Soort, merkt hy aan, als
de Violetkleurigen en paaren met elkander.
L i n n ^ üs zegt dat deeze, met het roods
Ag-
( i ) Meloë aptarüs, fegmentis Dorfalibus Abdominis rubris,
Syjt. Nat. I , PtQ.Scaiïb»us alter. FRtfCü Inf. VI. ï . Vt,
Agterlyf, zig onthouden in de Zuidelyke dee- y #
len van Europa, zyede ook door den Heer Afdeel.
B r a n d e r , in A frika, en door K a l m in hoofd-
Amerika, waargenomen, «tuk.
T W E E D E ' A R T I K E L .
Die igevleugeldj zyn , met de Dek-
fchilden zo lang als ’t Lyf,
(3) M e y -T o r die
groen.
gevleugeld
III.
is en geheel V»'ficatj f ur.
0 Spaanfche
Vlieg. ,
D i t , wegens zyn gebruik, zeer vermaarde
Infekt, hgeft den Grieklchen naam Cantbaris
in eigendom; fchoon onze Autheur dien aan
een geheel ander Geüagt van Infekten , welken
ik St. Jans Vliegen noem, gegeven heeft.
Men noemtze , in onze Taal , gemeenlyk
Spaanfche Vliegen, zo wel als in ’t Ëngelfch;
maar in ’t Franfch heeft men den naam van
Cantharide overgenomen; hoewel menze ook
Mouche d’Efpagne tytelt. Die naam is daar
van afkomftig, dat menze weleer uit het Spanje
alleen kreeg, doch zy zyn, naderhand, in
menigte, door geheel Duitfchland verzameld
geworden, en men vindtze thans niet alleen in
Italië , Vrankryk , Engeland en de Nederlanden
, maar zelfs ook in de Zuidelyke deelen
van Sweeden, daar zy zig onthouden op de
Li-
(3) Meloë alatus viriel!flimus. Sy/l. Nat. I . Caijtharis Qf-
fjcinarum. lt. Scan, 1 86. MoUFï. Inf. 14.*. JONST. Ivf. T ,
7, B.AJ. Inf. 101. A ldK. Inf. 176.
ï. DïM.. X. STUK, E 5