y..
A fdeel»
XXXIV.
Hoofdstuk.'
L i n m je ti r. fehryft aan 'deeze de Woonplaats
toe in de Wilde of HoDdsroozen, en wél aan
derzelver Takken, gëevende ’er zwarte Hoornen
l x.
Tili s. _
van. de Linden.
PI. LXXXII.
F’g. 3, 4 -
, en Sprieten aan, byna zo lang als ’tL y f ,
dat groen is o f roodagtig, met de Knietjes der
Pooten zwartgroen. R e a om o r merkt aati ,
dat men, in de Maand Auguftus, op deRoo-
zeboomen , Plantluizen vindt die bleekrood,
ja fommigen Róoskleur zyn;' dóch in de vroe.
gere Maanden niet dan groene (*).
(9) Plantiuis van de Linde-boomen.
Door F r i s c h zyn deeze Infekten, ónder
den naam vanBoom-bladluizen óp de Hinden,
waargenomen , en dus befchreeven. De Man*
netjes i zegt hy , zyn geelgroen, doch hébben
een dubbelde ry van zwarte vlakjes op de Rug,
en zwarte Sprieten j ieder uit vier Leedjes bé-
ftaande. De Schenkels aan dé Agterpooten
zyn voor een derde deel zwart; de Oogen
fchoon hoog rood. De Jóngen zyn witagtig,
en op de Rag getekend mét twee ryën van
zwarte Stippen j als ook éétie- öp iédër zyde;
op het Halsfchild vier Stippen , in T vierkant
geplaatft, en op het Voorhoofd twee ftrecp-
jes'. ‘
De Geftalte,-welke hy aan deeze Planthri-
, zen
(*) Vergelyk bladz. 409, .hier voor.
(9) Aphis Tilix Europxx. Syft. Nat. X. Pediculus arboreus
Tilix. F R I S C H . Inf. XI."p'. Tf. T. 17.' R x A U M. ' Irtfi Uil
T. 23. f. i ■ %.
zen geeft, is vry langwerpig, daar de Afbeel- V.
diDg van R e a ü m u r haar gelyk in F ig . 4 } Afdeel.
rond en dik vertoont, zynde het Ififekt wat Hoorn,.*
vergroot, het welke blykbaar is door vergely- stok*
king met' Fig. 3 , waar in de1 zonderlinge uitwerking
van deeze Plantluizen 'op de Scheutjes
der Lindeboomen wordt voorgefteld. Zulk een
Takje, naamelyk, aan de eene zyde uitgezoo-
geü Zynde door deeze InfekteD, krimpt aldaar
in, en wordt krom; middelërwyl voortgaande
met groeijen, gaat ook de omkromming haaren
gang, tot dat het Takje, éindelyk, de gellalte
van een Kurketrekker aannéemt,'onder de uit-
fchfetende Bladéren ," die hetzelve bedekken,
De Plantluizen zyn aldaar meeflendeels aan de
holle zyde gehuisveft, en worden door deeze
bosjes van Bladeren befchut voor Regen en
Zonnelchym Iets dergelyks kan. men aan de
toppen der Aalbeffeboomen waarneemen ; en
leeren hoe de Natuur door de eenvoudigfte ep
zwakfte- middelen , dikwils , verbaazende uitwerkingen
voortbrengt.. Men vindt fomtyds
Linden Takken, van een Duim dik, op derge.
lyke wyze, en' waarfchynelyk dóór de zelfde
oorzaag, Slangswyze omgedraaid,.
(10) Plantiuis van 'de 'Kool. ’ x.
" o- •;> ■ ' ' Brajfus,
Van deeze Plantluizen, die zig aan de agter-van^eKoQ^‘
zyde
(10) Aphis RralRcs oleracex, SyJf . Nat. X. Pcdiculu,
F r i s c h . Inf. x i. P. jo . r . 3.
i. Dsfli. x. stuk. D d a