V.
,Afdeel.
XXVIII.
Hoofdstuk.
haantjes van Duitfchland afgebeeld heeft (*).
Uit de befchryving van dezelven blykt, dat
deeze niet alleen Bont, maar zeer veranderlyk
van Kleur zyn. Dit zelfde heeft de Franfche
Autheur ook in de zynen opgemerkt, fpree-
kende dienaangaande als volgt.
” Men vindt weinige Soorten, die zo veel
„ verandering onderhevig zyn. Sommigen zyn
»> minder dan een half, anderen omtrent een
„ Duim lang. In allen zyn de Sprieten C y .
, , lïndrïfch , beftaande uit ongevaar vieren«
, , twintig Leedjes , en niet langer dan een
„ vierde van het Lighaam. De Jongen zyn
„ byna geheel rood , met zwart gevlakt,
,, hebbende het Lighaam, alleenlyk van on-
„ deren , groenagtig geel. De Volwaffenen
„ hebben het geheeleLyf groenagtig, en van
„ onderen geeler, zynde alleenlyk de agter-
„ Dyën aan de binnenkant rood. Een byzon-
„ der Kenmerk is de gedaante van het Borft-
at ftuk, dat van boven een overlangfè ver-
„ hevenheid heeft, en twee anderen, we-
„ derzyds eene, die, in ’t midden aan de eerfte
,, naderende, een foort van Kruis maaken ( f ) .
„ Bovendien heeft deeze Soort, tuflehen de
„ Klaauwtjes aan ’t end der Pooten, kleine
„ Kuffentjes, die veel grooter dan in de ande-
,j ren zyn. Men vindt dit Infekt op alle Lan-
ss den” .
(*) Tab. X X . F>g . 6, 7. VaD
( t ) D i t i s / h e t g e k r u i f t e B o r f t f t i ik , .w a a r v a n in d e v o o r g
a a n d e S o o r ten g e fp ro k e n w o rd t ,
t> È S t R l S G Ö A A U l I . ^37
Van dergelyken aart fchynt die Soort van V.
Springhaanen te zyn , welken Doktor S c o p o* j jx v il l .
L i , wegens de kromte der zydelingfe van de Hgofd-
gemelde verheffingen op hetBorftftuk, de Half- STUK‘
müanswyzen noemt ( * ) , en waar van hy twee
Verfcheidenheden waarnam, ten opzigte van de
Kleur, hebbende de eene den K o p , uitgenomen
de N e k , hetBorftftuk op zyde, en de
Pooten, roodagtig. Deeze waren inde Velden
van Karniolie niet zeldzaam.
(59) Springhaan, die ongevleugeld is ,
Kleur uit den rboden bleekbruin. L o o p e r .
Men hééft deeze Soort op de Landen in
Sweeden gevonden, en zou dezelve gehouden
hebben voor een Pop o f Masker, indien de
Paaring niet getoond had, dat het byzondere
Infekten zyn. Z y hebben de Sprieten Draad-
agtig, ftomp en korter dan het L y f , en be-
hooren tot de groote Springhaanen van Swee*
den.
XXIX. HOOFD.
(*) G r y llu s L u n u la tu s . EntcmoL Carniil. p . 110«
(S9) Gryllus Locufta, colore livido incarnato, Corpore
ïptero. Syjl. Nat. X.
I , D E E L . X . S T U K ,