Afd^* t, ^ ant^u'zen der Schotfche Linden, ia
XXXI V. te2eQdeel, fchikken zig op de Oppervlakte
Hoofd- der Bladen, nevens elkander, en houden zig
stuk. zo ^at menze njc(; {jeter vergelyken kan,
derschotfc dan by een troep Schaapen o f Lammeren»
^ die by elkander neder leggen op het heetfte
van den Dag. Z y hebben zelfs de Koppen»
even als het Wol v e e , naar om laag geboo-
gen ; doch met dit verfchil , dat , daar de
Lammeren zulks doen om te ruften; deeze
Infekten haar Kop dus naar het Blad buigen»
om ’er te dieper, met haar Snuitje, te kunnen
inbooreru ’t Aanmerkelykfte is , dat z y in ’t
ronde, als by ryëD, om elkander heen gelegd
zyn , maakende zekere Plekken op het Blad,
waar by zig fomtyds een grootere Plantluis,
die de Moer is, bevindt.
m J J’ van de Olme• of Ype.Bomeru
vandeOl- _ , . .. _<
men. Op de Bladen dier Boomen ontmoet men
wel de aanmerkelykfte Knobbelagtigheden van
deezen Aart, die gemeenlyk van grootte als
de zogenaamde Groote Nooten , doch fomtyds
als Hazelnooten, en in eenige Jaaren, wederom,
van grootte als eenVuiftzyn. Van mid-
delmaatigc grootte zynde, vertoont zig weinig
overblyfzel van het Blad, dat byna geheel gebruikt
is om deezen Knobbel te formeeren, en
men
( i ) Aphis Ulmi campeftris. F Aan. Suee, 7 «j. It. Sc au. 2*3,
REAUM. In/. Ju, T. 25. f. 4.7,
men moet zig verwonderen, dat het genoegzaam
daar toe zy geweeft. Men vindtzp van binnen
hol en door een menigte van Plantluizen bewoond,
waar van de kleinere groenagtig zyn
van Kleur, de grootere het L y f uit den roflea
hebben, met een witte Wolligheid befpreDgd.
De Heer Doktor G e o f f r o y hadt deeze
Blaazen met en benevens de verfcheiderley
Stoffen , die ’er behalve de Infekten in vervat
z y n , zeer wel befchreeven (*). Het voornaa*
me oogmerk van dien Heer wasi deeze Blaas-
agtige Knobbels te vergelyken met anderen,
die men uit China overgebragt hadt, en die
aldaar in gebruik zyn tot de Verwery. Zoda-
nigen, genaamd Basgendges o f Baizonges, worden
ook in Perfie ea de Levant, onder de
Conchenilje, tot het Verwen van Karmozyn
rood gebezigd ( f ) .
De HeerREAUMUR, willende waarneemen
op wat manier deeze Blaazen geformeerd worden,
vondt *er geene voor het begin van Juny,
en .zy waren toen nog zeer klein. In de klein,
ften bevondt zig maar ééne Plantluis, en wel
zodanig eene, die gereed was om Jongen te
werpen: in grootere vondt hy eene Moer mee
één o f meer Jongen, naar dat de Blaazen o f
Knobbels grooter waren: zo dat zy fomtyds
tot
(m) Ment. Je V Acai. Riyale des Scienc. de Paris, de 1724..
( t ) Bo n n e t , Ob/erv. fur les Puceront. 1. Pat, p, I I,
Vergeleeken met P o ï im k t des Z)rei«es,
j . Deee, x. St u k .
V.
A fdeel«
XXXIV.
Hoofdstuk.