V.
Afdeel.
XXXVI.
Hoofdstuk.
Bereiding1
van de Con
chenilje.
een Pop in zal huisveften; alzo het eindelyk,
met Wieken, daar uit te voorfchyn komt. De
Web, die het Wyfje Fpint, is zeer dun en wit,
fchynende alleenlyk tot een beldeedzel te die*
nen, om haar te befchutten in de Zwangerheid,
tot dat de JoDgen uit haar L y f kruipen, wanneer
tevens de Moer fterft. Dit laatfte tragt
men in Mexico, alwaar de voornaamfte Tee-
ling van de Conchenilje plaats heeft, met alle
zorgvuldigheid voor te komen; dewyl anders
die fchoone Verw, om welke de Conchenilje
zo gewild en geldig is , verlooren gaat.
In dit Artikel, naamelyk de Ouden te doo-
den, terwyl de Jongen o f Eytjes nog daar in
zyn, en niettemin zig in een Haat van de uiter-
fte rypheid bevinden; beftaat de geheele Bereiding
van_ deeze VerwftofFe. • Na dat de Inzameling
daar van gefehied is , door deeze In-
fekren met een Penfeel o f Kwaltje van de Bladen
af te veegen; neemen de ïndiaanen het
Mandje, waar in zy de Infekten geveegd heb-
ben, en dompelen het in heet Water; waar na
zy het wederom in de Zonnefchyn te droogen
zetten. Anderen hebben een foort van Fornuisjes
, daar toe gemaakt, waar in men de
Conchenilje, op Matjes, door zekeren trap van
Hitte doet derven. Anderen doen zulks op de
Plaaten, daar zy het Brood op bakken , door
Vuur, daar onder geftookt. Door deeze ver-
fcheiderley handelwyzen wordt het verfchil van
Kleur in deeze Infekten te weeg gebragr.
Die men door beet Water doodt, verliezen v *
■ , . . r , Afdeel.
het witte Poeijer, dat als een overblyfzel van x x x v i .
de Web haar bedekte , en degenen, die op H oofd*
H , , STUK.
Matjes in de Fornuizen gedroogd zyn, grys-
agtig maakt o f van Kleur als Jaspis: weshalve
deeze den naam voert van Jaspecdci, terwyl de
eerftgemelde Renegrida wordt genoemd, en die
door Vuur te fterk gebrand is o f verfchroeid,
gelyk op de gedagte Haardplaaten dikwils ge*
fchiedt, noemen zy Negra, dat is Zwarte Conchenilje.
Men kanze ook wel door de hitte
van de Zonnefchyn alleen dooden, en dit is de
befte Manier, om de Kleur te behouden in
haare Schoonheid.
Drie Inzamelingen hebben ’e r , jaarlyks, van
deeze Verwftof plaats in ’t Mexikaanlch Gebied.
De eerfte is van die zelfde Ouden,
welke men op de Planten gebragt heeft, om
’er de Jongen te werpen in de Neftjes, voor
hun gemaakt. Deeze Inzameling moet een
van de kleinften en geringften zyn. Na verloop
van drie o f vier Maanden, vroeger o f laater
naar dat het Saizoen meer of min gunftig is ge-
weeft, gefchiedt de tweede. Alsdan , naamelyk,
zyn de Jongen reeds tot volwaflenheidge*
komen, en gereed om ze lf Jongen te werpen,
cn zy worden, als gezegd i s , met een Haairen
Penfeeltje o f Kwaftje van de Planten af geveegd.
De derde Inzameling, eindelyk, valt
tegen het Regen-Saizoen, wanneer de Jongen,
die door eenigen van de laatftgemelden gelegd
K k 2 zyn,